In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft uitspraak gedaan buiten zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had op 30 mei 2022 een asielaanvraag ingediend, maar in een besluit van 23 november 2022 werd deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk werd geacht. Op 31 januari 2023 werd eiseres meegedeeld dat zij niet tijdig kon worden overgedragen aan België, waardoor haar asielprocedure beëindigd was. Eiseres diende op 8 februari 2023 opnieuw een asielaanvraag in.
De rechtbank oordeelt dat de eerdere asielprocedure van eiseres is geëindigd en dat de nieuwe aanvraag op 8 februari 2023 is ingediend. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de beslistermijn nog steeds op 30 mei 2022 begint, aangezien de eerdere procedure was beëindigd. De beslistermijn op basis van de Vreemdelingenwet 2000 bedraagt aanvankelijk zes maanden, maar is verlengd met negen maanden door de inwerkingtreding van WBV 2023/3, waardoor deze op 8 mei 2024 eindigt.
De rechtbank concludeert dat op het moment van de ingebrekestelling op 20 september 2023 de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling te vroeg was ingediend. Hierdoor is het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.