ECLI:NL:RBDHA:2023:19893

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
AWB 23/10142
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelander uit Oekraïne

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Nigeriaanse man geboren op 16 november 1987, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 31 oktober 2023. De staatssecretaris heeft aan eiser medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. Eiser heeft op 1 september 2023 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft het prematuur ingediende beroepschrift ontvankelijk geacht en de staatssecretaris heeft op 2 november 2023 een verweerschrift ingediend. De zitting vond plaats op 12 december 2023, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank stelt vast dat eiser in Nederland asiel heeft aangevraagd op 12 augustus 2022 en dat zijn beroep enkel gericht is tegen de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming. Eiser betoogt dat de staatssecretaris niet bevoegd is om zijn tijdelijke bescherming te beëindigen, omdat hij in Oekraïne internationale bescherming heeft verkregen of asiel heeft aangevraagd. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De rechtbank volgt de eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van 30 oktober 2023, waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de facultatieve groep derdelanders, waaronder eiser valt, te beëindigen.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/10142

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op 16 november 1987,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. D.L. Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 31 oktober 2023, waarbij de staatssecretaris aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023
1.1.
Op 30 augustus 2023 heeft de staatssecretaris zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen. Eiser heeft op 1 september 2023 beroep ingesteld en de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Eiser heeft op 13 september 2023 gronden ingediend. Vervolgens heeft de staatsecretaris het bestreden besluit genomen. De rechtbank heeft onder de gegeven omstandigheden het prematuur ingediende beroepschrift ontvankelijk geacht.
1.2.
De staatssecretaris heeft op 2 november 2023 een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2023 op zitting behandeld, samen met zaak AWB 23/10143. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. Vast staat dat eiser de Nigeriaanse nationaliteit heeft en op 12 augustus 2022 in Nederland asiel heeft gevraagd. Deze procedure loopt nog. De rechtbank stelt verder vast dat het beroep alleen is gericht tegen de beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming. De rechtbank beoordeelt dit beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Eiser voert aan dat de staatssecretaris niet bevoegd is zijn recht op tijdelijke bescherming te beëindigen, omdat hij in Oekraïne internationale bescherming heeft verkregen dan wel aldaar asiel heeft gevraagd en als gevolg daarvan niet tot de facultatieve groep derdelanders behoort.
3.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet met bewijsstukken aannemelijk gemaakt dat hij in Oekraïne internationale bescherming heeft gekregen of, zoals door hem wordt aangegeven, asiel heeft gevraagd. Onder de stukken bevinden zich geen documenten die eisers betoog onderbouwen. De enkele verwijzing naar een overgelegd onvertaald Oekraïens document is hiertoe onvoldoende. Ook kan hieruit niet afgeleid worden dat er aanknopingspunten zijn voor eisers betoog, zodat verweerder geen nader onderzoek hiernaar heeft hoeven te verrichten.
4. Eiser voert aan dat de staatssecretaris niet bevoegd is om de tijdelijke bescherming te beëindigen. Eiser bestrijdt in dit verband overwegingen in de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 30 oktober 2023, waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als de facultatieve groep, waaronder eiser valt, te beëindigen (hierna: de MK-uitspraak). [3] Eiser wijst ter onderbouwing van zijn standpunt ook op uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 30 augustus 2023 [4] en zittingsplaats Amsterdam van 1 september 2023 [5] .
4.1.
Deze beroepsgrond slaagt evenmin. De rechtbank ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht, geen aanleiding om anders te oordelen dan in de MK-uitspraak en maakt de dragende overwegingen in die uitspraak tot de hare. Verder overweegt de rechtbank dat zij bekend is met de uitspraken waarnaar eiser verwijst, maar kan deze verwijzing eiser niet baten. De rechtbank volgt in eisers zaak de lijn die deze rechtbank en zittingsplaats in de MK-uitspraak heeft uitgezet. Voor zover eiser heeft betoogd dat hij erop mocht vertrouwen dat zijn tijdelijke bescherming niet zou worden beëindigd, faalt ook dit betoog. In aanvulling op de meer algemene overwegingen in de MK-uitspraak, is in dit verband niet gebleken van een ondubbelzinnige toezegging van de staatssecretaris.
5. Voor zover eisers betoog moet worden begrepen als een beroep op het gelijkheidsbeginsel, slaagt dit betoog evenmin. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris terecht gesteld dat sprake is van een in de regelgeving gerechtvaardigd juridisch onderscheid tussen de verschillende groepen van ontheemden. De facultatieve groep derdelanders beschikt over een tijdelijke Oekraïense verblijfsvergunning, terwijl de aangewezen doelgroep van de Richtlijn beschikt over de Oekraïense nationaliteit of een permanente verblijfvergunning of gezinslid is van een tijdelijk beschermde. De staatssecretaris heeft zich in dit verband ook op het standpunt kunnen stellen dat de facultatieve groep derdelanders, waaronder eiser valt, kan terugkeren naar het land van herkomst, dan wel de asielprocedure kan doorlopen indien zij menen te vrezen voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank is derhalve met de staatssecretaris van oordeel dat geen sprake is van gelijke gevallen, zodat het door eiser gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel al om die reden faalt.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is aan partijen verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
5.Zaaknummer NL23.21453