ECLI:NL:RBDHA:2023:19893
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelander uit Oekraïne
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Nigeriaanse man geboren op 16 november 1987, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 31 oktober 2023. De staatssecretaris heeft aan eiser medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. Eiser heeft op 1 september 2023 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft het prematuur ingediende beroepschrift ontvankelijk geacht en de staatssecretaris heeft op 2 november 2023 een verweerschrift ingediend. De zitting vond plaats op 12 december 2023, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank stelt vast dat eiser in Nederland asiel heeft aangevraagd op 12 augustus 2022 en dat zijn beroep enkel gericht is tegen de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming. Eiser betoogt dat de staatssecretaris niet bevoegd is om zijn tijdelijke bescherming te beëindigen, omdat hij in Oekraïne internationale bescherming heeft verkregen of asiel heeft aangevraagd. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De rechtbank volgt de eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van 30 oktober 2023, waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd is om de tijdelijke bescherming voor de facultatieve groep derdelanders, waaronder eiser valt, te beëindigen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser kan binnen vier weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.