In deze zaak heeft eiseres, een alleenstaande vrouw uit de Democratische Republiek Congo, op 24 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 14 augustus 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 september 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. Eiseres heeft verklaard dat zij in Congo is opgegroeid en in 2015 naar Oost-Congo is verhuisd, waar zij haar ouders is kwijtgeraakt. Na een periode van onveiligheid en geweld is zij naar Nederland gevlucht.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris terecht was. De rechtbank concludeert dat de vrees van eiseres voor vervolging niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en herkomst van eiseres geloofwaardig zijn, maar dat de problemen die zij heeft ervaren voornamelijk sociaal-economisch van aard zijn en niet voldoende grond bieden voor de status van vluchteling. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Congo.
De rechtbank heeft de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen en het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Wel heeft de rechtbank vastgesteld dat er een motiveringsgebrek was in het besluit van de Staatssecretaris, maar dit gebrek is gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Eiseres heeft recht op een vergoeding van haar proceskosten, die door de Staatssecretaris moet worden betaald.