ECLI:NL:RBDHA:2023:19890

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
NL23.23559
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Congolese alleenstaande vrouw wegens kennelijk ongegrond verklaarde vrees voor vervolging

In deze zaak heeft eiseres, een alleenstaande vrouw uit de Democratische Republiek Congo, op 24 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 14 augustus 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 september 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. Eiseres heeft verklaard dat zij in Congo is opgegroeid en in 2015 naar Oost-Congo is verhuisd, waar zij haar ouders is kwijtgeraakt. Na een periode van onveiligheid en geweld is zij naar Nederland gevlucht.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris terecht was. De rechtbank concludeert dat de vrees van eiseres voor vervolging niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en herkomst van eiseres geloofwaardig zijn, maar dat de problemen die zij heeft ervaren voornamelijk sociaal-economisch van aard zijn en niet voldoende grond bieden voor de status van vluchteling. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Congo.

De rechtbank heeft de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen en het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Wel heeft de rechtbank vastgesteld dat er een motiveringsgebrek was in het besluit van de Staatssecretaris, maar dit gebrek is gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Eiseres heeft recht op een vergoeding van haar proceskosten, die door de Staatssecretaris moet worden betaald.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.23559
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. S. Oukil),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Zuithoff).

Inleiding

1. Eiseres heeft op 24 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 14 augustus 2023 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
2. De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep1, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en M. Smit als tolk.

Het asielrelaas

3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres komt uit de Democratische Republiek Congo (Congo). Zij is geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003. In 2015 is eiseres op haar twaalfde met haar familie naar Oost-Congo verhuisd. Eiseres is haar ouders bij de conflicten in Oost-Congo kwijtgeraakt. In 2021 is eiseres teruggekeerd naar [geboorteplaats] . Hier heeft zij eerst bij een vriendin verbleven. Eiseres heeft de woning van haar vriendin verlaten, omdat de echtgenoot van de vriendin zich seksueel ongepast ten opzichte van eiseres gedroeg. Eiseres woonde daarom vanaf 2021 tot haar vertrek in 2023 in [geboorteplaats] op straat. Eiseres is naar Nederland gevlucht en vraagt asiel aan, omdat zij zich op straat niet veilig voelde. Zij vreesde dat zij verkracht zou worden of dat haar organen gestolen zouden worden door in [geboorteplaats] actieve bendes zoals de Kuluna.

Het bestreden besluit

4. Verweerder wijst de asielaanvraag af van eiseres af als kennelijk ongegrond.2 Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Eiseres komt volgens verweerder uit [geboorteplaats] . Uit de verklaringen van eiseres volgt niet dat zij een gegronde vrees voor vervolging heeft waardoor zij moet worden aangemerkt als vluchteling
1. Zaak NL23.23560
2 Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en d van de Vw
in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De problemen waar eiseres over verklaart zijn sociaal-economische problemen en worden vooral veroorzaakt doordat zij geen woning heeft. Voor zover eiseres stelt te vrezen voor (seksueel) geweld van de in [geboorteplaats] actieve bendes heeft zij dit onvoldoende individueel aannemelijk gemaakt. Zij baseert dit enkel op algemene informatie. Dit is onvoldoende om eiseres aan te merken als vluchteling dan wel om een risico op ernstige schade aan te nemen. Omdat eiseres bij binnenkomst een valse identiteitskaart heeft gebruikt en haar eigen Congolese paspoort opzettelijk heeft kwijtgemaakt verklaart verweerder de aanvraag kennelijk ongegrond. Ook legt verweerder eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaar op.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank oordeelt dat verweerder de asielaanvraag van eiseres mocht afwijzen als kennelijk ongegrond. In het vervolg van deze uitspraak legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt. Hierbij bespreekt de rechtbank wat eiseres tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.
6. Voordat de rechtbank overgaat tot een inhoudelijke beoordeling merkt de rechtbank het volgende op. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van verweerder zich op het standpunt gesteld dat met het bestreden besluit geen oordeel is gegeven over de geloofwaardigheid van het relaas van eiseres maar enkel over de zwaarwegendheid hiervan. Uit vaste rechtspraak volgt dat verweerder slechts onder voorwaarden de geloofwaardigheid van het asielrelaas in het midden mag laten door enkel een zwaarwegendheidstoets te maken. Dit is alleen het geval als verweerder alle verklaringen van de vreemdeling over de asielmotieven als uitgangspunt neemt voor de zwaarwegendheidsbeoordeling. Hierbij mag verweerder geen onderscheid maken tussen de verklaringen. Verweerder mag dus niet bepaalde elementen van het asielrelaas niet op geloofwaardigheid beoordelen en andere onderdelen van het relaas geloofwaardig dan wel ongeloofwaardig achten.3 Aan deze voorwaarde is in deze zaak niet voldaan. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit over een deel van de verklaringen expliciet uitgelaten over de geloofwaardigheid daarvan.4 Verweerder kan hierdoor niet meer in het midden laten of de verklaringen van eiseres geloofwaardig zijn. Daarbij heeft verweerder dit ook niet zo benoemd in het bestreden besluit. Bij de beoordeling van het bestreden besluit laat de rechtbank dit aanvullende eerst ter zitting ingenomen standpunt van verweerder daarom buiten beschouwing en gaat zij uit van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres.
Wat was de gebruikelijke verblijfplaats van eiseres?
7. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte [geboorteplaats] aanmerkt als haar gebruikelijke verblijfsplaats. Eiseres is een ontheemde uit [plaats] in Oost-Congo. Bij de beoordeling van haar asielrelaas had verweerder daarom aan het voor Oost-Congo geldende beleid moeten toetsen. Verweerder werpt in dat kader ten onrechte tegen dat [geboorteplaats] voor eiseres een binnenlands beschermingsalternatief is. Ter onderbouwing van dit standpunt wijst eiseres naar het standpunt van de UNHCR over de situatie in Congo. Verder doet eiseres een beroep op het handboek van de UNHCR en wijst zij erop dat verweerder op grond van paragraaf C2/3.4 van de Vc moet toetsen of een beschermingsalternatief redelijk en relevant is. Verweerder maakt volgens eiseres een denkfout door ervanuit te gaan dat de
4 Zie bijvoorbeeld p.4 van het besluit.
vrees vervolging slechts delen van het land betreft. De vraag of er een binnenlands beschermingsalternatief is hoort volgens eiseres niet thuis binnen de toets van de zwaarwegendheid van het asielrelaas.
8. Eiseres heeft tot 2015 in [geboorteplaats] gewoond. Daarna heeft zij een aantal jaar in [plaats] gewoond en vervolgens heeft ze zich in 2021 weer in [geboorteplaats] gevestigd. Eiseres woonde in de periode vóór haar vertrek uit Congo dus ongeveer twee jaar in [geboorteplaats] . Ook heeft eiseres het merendeel van haar jeugd in [geboorteplaats] doorgebracht. Zij is daar geboren en grotendeels opgegroeid. De rechtbank oordeelt dat verweerder onder deze omstandigheden [geboorteplaats] mocht aanmerken als plaats van herkomst en verblijf. Omdat [geboorteplaats] en niet [plaats] de plaats van herkomst is, komt de rechtbank niet toe aan een toets van de beroepsgronden die zien op de vraag of verweerder aan eiseres mocht tegenwerpen dat [geboorteplaats] een binnenlands beschermingsalternatief is. Hierbij merkt de rechtbank op dat ook als eiseres uit [plaats] zou komen verweerder gelet op het beleid [geboorteplaats] mogelijk ook als beschermingsalternatief mocht aanmerken. Voor ontheemden uit Oost-Congo werpt verweerder [geboorteplaats] als binnenlands beschermingsalternatief tegen als hun vrees enkel gebaseerd is op de uitzonderlijke situatie in Oost-Congo en niet op de vreemdeling zelf betreffende omstandigheden. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiseres in [geboorteplaats] te vrezen voor vervolging of ernstige schade?
9. Eiseres voert aan dat zij ook in [geboorteplaats] gegronde vrees heeft voor vervolging of ernstige schade. Het is niet in geschil dat alleenstaande dakloze vrouwen die te vrezen hebben voor geweld en verkrachting door de Kuluna of andere bendes. Eiseres heeft verklaard over kennissen die dit is overkomen en gewezen op algemene landeninformatie die haar relaas bevestigt. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de leefomstandigheden van eiseres in [geboorteplaats] niet maken dat zij een reëel risico loopt op ernstige schade.
10. De rechtbank stelt vast dat eiseres wat betreft haar vrees voor de bendes niet enkel een beroep heeft gedaan op de algemene situatie maar ook verklaringen heeft afgelegd die zien op haar persoonlijke situatie5. Dit heeft verweerder niet onderkend in het voornemen en in het bestreden besluit. Anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld leest de rechtbank in het voornemen niet dat verweerder bij de beoordeling van de vrees bij terugkeer heeft betrokken dat eiseres persoonlijk te maken heeft gehad met de Kuluna. Hoewel verweerder in het voornemen het contact met de Kuluna benoemt, concludeert verweerder ook in het voornemen dat de vrees van eiseres alleen te herleiden is tot de algemene situatie.6 Dit is een motiveringsgebrek. Verweerder heeft dit echter met een aanvullende toelichting tijdens de zitting hersteld. De rechtbank passeert dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt als volgt.
11. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres bij terugkeer naar [geboorteplaats] geen gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het feit dat de Kuluna en andere bendes in [geboorteplaats] actief zijn en gewelds-/seksuele misdrijven plegen hiervoor onvoldoende is. Ook mocht verweerder bij de beoordeling van de vrees bij terugkeer van meewegen dat uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij zich als
5 Zie p. 11 en p.13 van het nader gehoor.
6 Zie p.2 van het voornemen.
alleenstaande vrouw twee jaar zonder ernstige problemen staande heeft kunnen houden in [geboorteplaats] . In de omstandigheid dat eiseres zelf wel eens is benaderd door de Kuluna hoefde verweerder geen aanleiding te zien om over te gaan tot vergunning verlening. Zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht volgt uit de verklaringen van eiseres dat zij zich altijd aan een bedreigende situatie heeft kunnen onttrekken en dat er mogelijkheden zijn voor eiseres om van leefomgeving te veranderen, waardoor zij niet meer in dergelijke situaties hoeft te komen. Eiseres heeft immers verklaard over vriendinnen in [geboorteplaats] die haar hebben geholpen en uit het ambtsbericht7 blijkt dat alleenstaande vrouwen hulp kunnen krijgen via de kerk of gemeenschap. Hierdoor zijn er mogelijkheden voor eiseres om haar sociaaleconomische positie in Congo te verbeteren. Verder mocht verweerder van belang achten dat eiseres zelf heeft bevestigd dat zij als zij een woning zou hebben zij geen vrees zou hebben om terug te keren naar [geboorteplaats] . In de verklaringen van eiseres over de Kuluna en haar positie als alleenstaande vrouw hoefde verweerder gelet op het voorgaande geen reden te zien om aan te nemen dat eiseres niet kan terugkeren naar [geboorteplaats] .
12. Eiseres heeft in beroep geen gronden meer aangevoerd tegen de afwijzing van de aanvraag als kennelijk ongegrond en het inreisverbod. Dit zal de rechtbank daarom in deze uitspraak niet bespreken.

Conclusie en gevolgen

13. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
14. Omdat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat dat de rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Awb passeert, krijgt eiseres wel een vergoeding vaan haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt
€ 1.674,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
7 Algemeen ambtsbericht Democratische Republiek Congo van december 2019

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr.
R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.