ECLI:NL:RBDHA:2023:19882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 7073
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en deskundigenrapportage

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 december 2023, wordt een beroep behandeld tegen de weigering van een WIA-uitkering aan eiseres, die sinds 4 januari 2019 arbeidsongeschikt is door lichamelijke klachten. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de beperkingen van eiseres te onderzoeken, na een verschil van inzicht tussen de verzekeringsarts en de behandelende artsen. De deskundige concludeert dat eiseres meer en zwaardere beperkingen heeft dan eerder vastgesteld, en dat zij gemiddeld ongeveer 4 uur per dag kan werken, met een maximum van 2 uur aaneengesloten. De rechtbank oordeelt dat het onderzoek van de deskundige zorgvuldig is geweest en dat de conclusies goed onderbouwd zijn. De rechtbank stelt verweerder in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, door de FML aan te passen aan de bevindingen van de deskundige. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7073
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).

Procesverloop

In het besluit van 17 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van
1 januari 2021 eiseres een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
In het besluit van 28 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, zij het onder een gewijzigde motivering.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 9 augustus 2022 een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2023. Eiseres is samen met haar moeder verschenen. Op haar verzoek heeft bedrijfsarts F.A. Loogman aan de zitting deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De zitting heeft deels digitaal plaatsgevonden. Bedrijfsarts Loogman was niet fysiek in de zittingszaal aanwezig, maar nam deel via een Teams-verbinding.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en verzekeringsarts P. Hulleman (de deskundige) als deskundige benoemd om eiseres te onderzoeken en de rechtbank van verslag en advies te voorzien. Op 28 april 2023 heeft de deskundige aan de rechtbank gerapporteerd.
Bij brief van 20 juni 2023 heeft verweerder op het rapport gereageerd, met als bijlage een rapportage van de verzekeringsarts b&b van 20 juni 2023.
De deskundige heeft op 17 juli 2023 op verzoek van de rechtbank een nader rapport uitgebracht.
De rechtbank heeft partijen bij brief van 2 november 2023 laten weten dat zij het niet nodig vindt om opnieuw een zitting te houden. Partijen hebben niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn aangegeven dat zij mondeling op een nadere zitting willen worden gehoord. Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat vooraf ging aan deze procedure
1.1
Eiser werkte als pedagogisch medewerker bij de Stichting [bedrijfsnaam] voor in totaal 16,29 uur per week. Op 4 januari 2019 is zij voor dit werk uitgevallen met lichamelijke klachten, waarbij het met name ging om linkerhand-, linkerarm- en linkerschouderklachten en energetische beperkingen. Op 23 juni 2020 is eiseres geopereerd aan een nekhernia. Bij eiseres is de diagnose fybromyalgie gesteld. Op 23 oktober 2020 heeft eiseres een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend.
1.2
In het kader van deze aanvraag is eiseres op 5 februari 2021 door de eerste verzekeringsarts op het spreekuur gezien. Zij heeft van haar bevindingen op 5 februari 2021 een rapport uitgebracht. De verzekeringsarts kwam tot de conclusie dat eiseres bij de aanvang van de verzekering op 1 maart 2017, dezelfde beperkingen had als per de datum einde wachttijd (1 januari 2021). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts vastgelegd in twee Functionele Mogelijkhedenlijsten (FML). Er was volgens de verzekeringsarts geen sprake van toegenomen arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA. In het primaire besluit heeft verweerder daarom vastgesteld dat eiseres per 1 januari 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% is.
1.3
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hierna heeft verweerder een arbeidskundig onderzoek door een arbeidsdeskundige laten verrichten. De resultaten hiervan staan vermeld in het rapport van 2 juni 2021. Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige een aantal functies voor eiseres geselecteerd. Op basis van die functies is het arbeidsongeschiktheidspercentage 21,07%.
1.4
Met een brief van 7 juni 2021 heeft verweerder eiseres bericht dat hij voornemens is om de grondslag van het primaire besluit te wijzigen. De uitkomst blijft echter hetzelfde. Eiseres heeft per 1 januari 2021 geen recht op een WIA-uitkering omdat zij 21,07% arbeidsongeschikt is, hetgeen minder dan 35% is. Eiseres heeft hiertegen aanvullende bezwaargronden ingediend. Ook heeft zij een expertise laten verricht door verzekeringsarts R.M. Hulst van het Expertise Instituut. Het rapport van deze verzekeringsarts is van 4 mei 2021.
1.5
Verweerder heeft vervolgens een verzekeringsarts b&b naar de zaak laten kijken. De verzekeringsarts b&b heeft twee wijzigingen aangebracht in de FML waarna een arbeidskundig onderzoek is verricht door de arbeidsdeskundige b&b. Hij vindt eiseres niet meer geschikt voor alle functies die eerder zijn geduid door de eerste arbeidsdeskundige. Hij heeft de functies monteur printplaten (ook geduid als montagemedewerker) (SBC-code 267051) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (ook geduid als montagemedewerker) (SBC-code 111180) laten vervallen. De functies waarvoor hij eiseres wel geschikt vindt, zijn de functies receptionist (SBC-code 315120), administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) (SBC-code 111010). Op basis van die functies is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 25,41%. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarmee nog steeds minder dan 35%. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit daarom gehandhaafd.
Standpunt van eiseres
2.1
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij vindt - samengevat weergegeven - dat de verzekeringsarts b&b onjuiste conclusies heeft getrokken over haar belastbaarheid en arbeidsongeschiktheid. Zowel bedrijfsarts Loogman als verzekeringsarts Hulst van het Expertise Instituut vinden dat met diverse beperkingen die zij heeft ten onrechte geen rekening is gehouden. Hierbij gaat het om de items trillingsbelasting, hand- en vingergebruik, perioden van het etmaal en uren van de dag. Eiseres is het niet eens met het feit dat de verzekeringsarts b&b haar in staat acht om acht uur per dag te werken. Zij wijst er in dit verband op dat bedrijfsarts Loogman en verzekeringsarts Hulst een urenbeperking van twee uur per dag van toepassing achten. De bedrijfsarts heeft daarnaast in het actueel oordeel opgemerkt dat verder herstel nodig is om weer te kunnen solliciteren en dat eiseres marginaal belastbaar is. Eiseres verwijst naar de door haar in beroep overgelegde medische informatie van haar behandelaars.
2.2
Eiseres vindt ook dat zij de geduide functies niet kan verrichten. Bij het selecteren van die functies is volgens haar niet uitgegaan van de juiste belastbaarheid en de functionele beperkingen die zij heeft.
Wat vindt de rechtbank van de zaak?
De conclusie van de deskundige en de reacties op haar rapport
3. Gelet op het verschil van inzicht tussen bedrijfsarts Loogman en verzekeringsarts Hulst enerzijds en de verzekeringsarts b&b van het Uwv anderzijds heeft de rechtbank de deskundige benoemd. Hierbij is de deskundige gevraagd aan te geven of er meer en/of zwaardere beperkingen golden voor eiseres per de datum in geding (1 januari 2021) en of eiseres in het te werken aantal uren beperkt is.
4.1.1
De deskundige heeft het dossier bestudeerd, eiseres onderzocht en haar bevindingen vastgelegd in een rapport. In dit rapport stelt de deskundige vast dat bij eiseres op de datum in geding sprake was van de diagnose:
- status na operatie CHNP (cervicale hernia nuclei pulposi) met overgebleven cervico-brachiaal syndroom;
- thoracic outlet syndrome links (TOS);
- fibromyalgie.
4.1.2
De deskundige kan zich niet verenigen met de beperkingen die de verzekeringsarts b&b heeft vastgesteld in de (aangepaste) FML van 23 juli 2021. Zij vindt dat in de rubrieken sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelen, statische houdingen en werktijden, onvoldoende (zware) beperkingen zijn vastgelegd. Bij het onderdeel 2.10 van de FML (vervoer), waarvoor eiseres niet beperkt is, heeft de deskundige als toelichting vermeld: ‘Afstand autorijden maximaal 30 minuten, niet in het donker rijden. OV buiten de spitsuur. Fietsen niet mogelijk’.
4.1.3
Verder heeft de deskundige toegelicht waarom eiseres voor diverse onderdelen ook beperkt of sterker beperkt is dan in de FML van de verzekeringsarts b&b staat vermeld. Hierbij gaat het om de volgende onderdelen:
- onderdeel 3.4.1 (beschermende middelen), beperkt, namelijk: geen loodschort, geen perslucht of andere zware beschermende middelen;
- onderdeel 3.7.1 (trillingsbelasting), beperkt, namelijk: zowel beperkt voor fijne als grove trillingen in zowel de hand/arm, als lichaamstrillingen;
- onderdeel 4.3 (hand- en vingergebruik), waarbij het gaat om punt 8 (repetitieve hand-/vingerbewegingen), beperkt, namelijk: links niet mogelijk, rechts niet gewenst m.b.t. overbelasting. Korter dan 1 uur achtereen is mogelijk, max 15 minuten;
- onderdeel 4.6.1 (schroefbewegingen met hand en arm), beperkt, namelijk: de gecombineerde beweging is niet mogelijk;
- onderdeel 4.8.2 (frequent reiken tijdens werk), sterk beperkt in plaats van beperkt;
- onderdeel 4.13.2 (tillen tijdens het werk), beperkt in plaats van licht beperkt;
- onderdeel 4.14.2 (dragen tijdens het werk), beperkt in plaats van licht beperkt;
- onderdeel 4.15.1 (hoofdbewegingen maken), beperkt, kan het hoofd beperkt bewegen, namelijk: beperkt draaien naar links, beperkt hoofd in de nek leggen;
- onderdeel 5.1.2 (zitten), beperkt;
- onderdeel 5.2.2 (zitten tijdens het werk), beperkt;
- onderdeel 5.3.2 (staan), beperkt in plaats van licht beperkt;
- onderdeel 5.4.2 (staan tijdens het werk), beperkt in plaats van licht beperkt;
- onderdeel 5.9.1 (afwisseling van houding), beperkt, specifieke afwisseling van houding is vereist, namelijk: elke 3 uur liggen, tussendoor voortdurend wisselen van houding naar eigen inzicht, zitten/staan/lopen.
4.1.4
Ook kan de deskundige zich niet verenigen met de lichte urenbeperking die de verzekeringsarts b&b van toepassing vindt, waarbij het gaat om ongeveer 8 uur per dag, 40 uur per week. Aan de hand van de criteria van de Standaard duurbelastbaarheid in arbeid heeft de deskundige beargumenteerd dat een zwaardere urenbeperking van toepassing is. Er is bij eiseres sprake van een stoornis in de energiehuishouding met een noodzaak tot extra recuperatieperiodes en er zijn preventieve redenen ter voorkoming van overbelasting dan wel terugval dan wel ontwikkeling van andere medische problematiek. De deskundige acht eiseres in staat om gemiddeld ongeveer 4 uur per dag te werken, maximaal 2 uur aaneengesloten. Dit komt neer op een urenbeperking van gemiddeld ongeveer 20 uur per week.
5. In reactie op het deskundigenrapport heeft de verzekeringsarts b&b op 20 juni 2023 nader gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b vindt dat de deskundige onvoldoende heeft onderbouwd waarom (zwaardere) aanvullende beperkingen van toepassing zijn. Hierbij heeft de verzekeringsarts b&b in aanmerking genomen dat de primair beoordelend verzekeringsarts bij lichamelijk onderzoek geen bewegingsbeperking of krachtsverlies aan de nek, schouders, armen of handen heeft gevonden. Eiseres kon de armen zonder probleem boven het hoofd bewegen. Het is de verzekeringsarts b&b niet duidelijk op basis waarvan er aanvullende beperkingen voor repeterende bewegingen, dynamische handelingen en het staan en zitten zouden moeten worden aangenomen. Ook ziet de verzekeringsarts b&b geen aanleiding voor een extra beperking voor vervoer. Het is de verzekeringsarts b&b bovendien niet duidelijk of het onderzoek van de deskundige zich heeft gericht op de datum in geding. De verzekeringsarts b&b merkt verder op dat de diagnose TOS niet direct evident was, omdat deze diagnose pas een half jaar na de datum in geding definitief door de behandelend sector is vastgesteld. De aandoening was hoogstwaarschijnlijk op de datum in geding ook aanwezig. Het gaat echter niet zozeer om de diagnosestelling, maar om de ervaren belemmeringen die het gevolg zijn van ziekte. Deze belemmeringen konden worden vertaald in beperkingen in de FML. Het zijn volgens de verzekeringsarts b&b vooral de moeilijk te objectiveren pijnklachten die eiseres als belemmerend ervaart. Bij eiseres lijkt sprake van verstoring in de energiebalans door pijn, maar niet dusdanig dat dit bovenop de andere reeds aangenomen beperkingen reden is voor ook nog een (sterkere) urenbeperking.
6. De deskundige heeft in haar aanvullende rapport van 17 juli 2023 - kort samengevat - uiteengezet dat het stellen van de diagnose TOS bij eiseres vertraging heeft opgelopen door het doorlopen medisch proces. Daarbij komt dat ruim voor de datum in geding bij de behandelaar al het vermoeden bestond dat sprake was van TOS. De deskundige heeft ook aangegeven dat haar beoordeling betrekking heeft op de datum in geding. Verder heeft zij uiteengezet dat het voor de beoordeling wel degelijk relevant is welke diagnose verantwoordelijk is voor welke klachten en bijdraagt aan welke beperkingen. Het individuele verloop is uitgebreid beschreven en verklaarbaar gebleken vanuit de gestelde diagnose. De door eiseres ervaren klachten, die leiden tot beperkingen (individuele verloop), zijn onderschat. Zij heeft nader gemotiveerd waarom zij eiseres beperkt of sterker beperkt acht voor de hiervoor onder punt 4.1.3 vermelde beperkingen. Hierbij heeft zij opgemerkt dat zij bij het onderdeel zien (onderdeel 2.1.1) een aanvullende toelichting is vergeten te vermelden. De uiteindelijke toelichting luidt als volgt: geen werkzaamheden waarbij een zeer scherp zicht nodig is of werkzaamheden onder fel licht. Daarnaast beperkt in het zien in het donker. Daarom is autorijden in de avond of werkzaamheden in de avond en nacht niet geschikt. De deskundige heeft hierbij de beschikbare medische gegevens van de oogarts in aanmerking genomen. Verder heeft zij ten aanzien van de pijnklachten en de urenbeperking aangegeven dat het feit dat eiseres is blijven zoeken naar hulp en het aangaan van invasieve behandelingen een betere indicatie geeft van de hoge nood om hulp dan pijnmedicatie in hoge doses.
Oordeel van de rechtbank
7. Volgens vaste rechtspraak [1] dient het oordeel van de door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. Het is namelijk bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een beslissend advies te geven.
8. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om van het oordeel van de deskundige af te wijken.
De rechtbank vindt dat het onderzoek van de deskundige zorgvuldig en volledig is geweest. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de deskundige eiseres uitgebreid heeft gesproken en onderzocht. Ook heeft zij de in het dossier aanwezige medische informatie bij haar oordeel betrokken en heeft zij kennis genomen van de door eiseres naar het spreekuur meegenomen aanvullende medische informatie van haar behandelaars. De rechtbank vindt dat de deskundige haar rapporten uitvoerig heeft gemotiveerd en dat duidelijk is waarom bepaalde conclusies worden getrokken. Uit de rapporten blijkt duidelijk dat de aanvullende en/of zwaardere beperkingen die zij van toepassing acht, een rechtstreeks en objectiveerbaar gevolg zijn van de klachten die eiseres op de datum in geding heeft en die het gevolg zijn van de CHNP op 2 niveaus en TOS. De deskundige beschouwt deze aandoeningen als objectiveerbare gezondheidsproblematiek. De rechtbank is ook van oordeel dat de deskundige op uitgebreide wijze per onderdeel heeft toegelicht waarom zij eiseres beperkter acht dan de verzekeringsarts b&b. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de deskundige bij de beoordeling van de beperkingen de definities die vermeld staan in de Basisinformatie CBBS heeft betrokken. De rechtbank vindt ook dit getuigen van een zorgvuldige werkwijze.
9. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het door verweerder verrichte onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd, niet juist is geweest. Verweerder had deze onjuistheid in beroep kunnen herstellen door het deskundigenrapport te volgen. Nu verweerder dit heeft nagelaten, is aanpassing van de FML ten onrechte achterwege gebleven. Hierdoor heeft de arbeidsdeskundige b&b (aan de hand van een aangepaste FML) ook geen aanvullend onderzoek kunnen doen naar de geschiktheid van eiseres voor de eerder geduide functies.
10. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder de FML wijzigen, zodat van de juiste beperkingen op de datum in geding wordt uitgegaan. De beperkingen die de deskundige van toepassing acht, dienen hierbij allemaal overgenomen te worden. Daarna dient de arbeidsdeskundige b&b te beoordelen of de geduide functies met de wijzigingen in de FML nog steeds passend zijn voor eiseres. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
11. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen, zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
12. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 december 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 3 november 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:3822).