ECLI:NL:RBDHA:2023:19881

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
NL23.34704
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een alleenstaande vrouw uit Syrië in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een alleenstaande vrouw van 67 jaar, afkomstig uit Syrië en met de onbekende nationaliteit als Palestijnse vluchteling. De vrouw had op 14 augustus 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar haar aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. Dit gebeurde op basis van het argument dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van haar asielaanvraag, aangezien zij eerder op 20 juli 2023 in Kroatië een verzoek om internationale bescherming had ingediend.

De rechtbank heeft het beroep van de eiseres op 30 november 2023 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Eiseres voerde aan dat haar asielaanvraag ten onrechte niet in behandeling was genomen, omdat zij in Kroatië gedwongen haar vingerafdrukken had moeten afstaan en niet bewust asiel had aangevraagd. Daarnaast stelde zij dat zij in Kroatië onmenselijk was behandeld en dat haar medische problemen niet adequaat zouden worden behandeld.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in beginsel mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië. Eiseres slaagde er niet in om aannemelijk te maken dat dit in haar geval niet opging. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat het overdragen van vreemdelingen aan Kroatië weer mogelijk was. Eiseres had niet onderbouwd dat haar situatie anders was dan die van andere asielzoekers die naar Kroatië werden overgedragen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees zij de verzoeken van eiseres af. Eiseres kreeg geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34704

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 2 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 november 2023 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1956, is afkomstig uit Syrië en heeft de onbekende nationaliteit (zij is een Palestijnse vluchteling). Eiseres heeft op 14 augustus 2023 asiel aangevraagd in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Kroatië verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat eiseres op 20 juli 2023 in Kroatië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft daarom op 21 september 2023 een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. Op 5 oktober 2023 hebben de autoriteiten van Kroatië dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiseres voert aan dat haar asielaanvraag ten onrechte niet in behandeling is genomen. Zij heeft in Kroatië gedwongen haar vingerafdrukken af moeten staan en zij heeft niet bewust asiel aangevraagd. Verder is zij in Kroatië onmenselijk behandeld. Eiseres is een alleenstaande vrouw van 67 jaar en zij heeft medische problemen. Ter onderbouwing legt zij haar patiëntendossier over. Eiseres beroept zich op een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats Haarlem [1] van 11 oktober 2023, waarin gedetailleerd uiteen is gezet welke behandeling de betreffende asielzoeker in Kroatië had ondervonden. Deze zittingsplaats is van oordeel dat verweerder die feiten en omstandigheden onvoldoende in de beoordeling had betrokken. Tot slot voert eiseres aan dat haar broer en zus woonachtig zijn in Nederland en zij met hen een bijzonder hechte band heeft.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder mag in beginsel uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië en dat het zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dat in haar geval niet zo is. Eiseres is daarin niet geslaagd.
5. Bij uitspraak van 13 september 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat het overdragen van vreemdelingen aan Kroatië weer mogelijk is. De Kroatische autoriteiten hebben namelijk bevestigd dat asielzoekers die worden overgedragen op grond van de Dublinverordening adequaat worden behandeld. Eiseres heeft niet onderbouwd dat dit in haar geval anders is. Het beroep op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats Haarlem leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft er in dat verband terecht op gewezen dat eiseres niet heeft onderbouwd hoe de in die uitspraak geschetste situatie zich verhoudt tot haar situatie in Kroatië. Anders dan ten aanzien van die vreemdeling is eiseres meegenomen naar het politiebureau, is zij in de gelegenheid gesteld asiel aan te vragen en heeft zij documenten gekregen om naar een opvangcentrum te gaan. Als eiseres vindt dat de autoriteiten onrechtmatig hebben gehandeld, kan zij daarover klagen bij de (hogere) Kroatische autoriteiten dan wel de daartoe geëigende instanties. Niet gebleken is dat dat voor eiseres niet mogelijk is of dat de Kroatische autoriteiten haar niet kunnen of willen helpen.
6. Voor zover eiseres betoogt dat zij vanwege haar leeftijd en omdat zij medische behandeling behoeft niet kan worden overgedragen aan Kroatië slaagt dit beroep niet. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij in Kroatië geen medische behandeling zal kunnen verkrijgen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er bovendien van uitgaan dat eiseres in Kroatië toegang heeft tot vergelijkbare medische behandeling. Eiseres heeft evenmin onderbouwd dat haar leeftijd een beletsel vormt voor overdracht aan Kroatië.
7. Voor zover eiseres zich overigens nog beroept op artikel 16 of 17, eerste lid, van de Dublinverordening heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag van eiseres aan zich te trekken. Verweerder heeft in dat verband allereerst terecht overwogen dat eiseres de gezinsband met haar gestelde broer en zus niet heeft onderbouwd met documenten. Ook heeft verweerder erop kunnen wijzen dat volgens eiseres deze familieleden al ruim tien jaar in Nederland wonen en eiseres al geruime tijd van hen gescheiden is. Verweerder heeft derhalve voldoende gemotiveerd dat de omstandigheid dat er familie in Nederland verblijft geen bijzondere individuele omstandigheid is die maakt dat de overdracht aan Kroatië van onevenredige hardheid getuigt.
8. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.