ECLI:NL:RBDHA:2023:19846

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
NL23.29570
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming voor derdelander Oekraïne en rechtszekerheidsbeginselen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, een derdelander uit Oekraïne, had tijdelijke bescherming aangevraagd, maar kreeg te horen dat zijn recht op deze bescherming eindigde op 4 september 2023. De rechtbank behandelt het beroep, dat samen met een verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, op 4 december 2023. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming te beëindigen en dat dit niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. Eiser had geen ondubbelzinnige toezegging ontvangen die zijn beroep op het vertrouwensbeginsel zou kunnen ondersteunen. De rechtbank wijst erop dat de tijdelijke bescherming tijdelijk is en dat eiser op de hoogte was van de voorgenomen beëindiging. De rechtbank oordeelt dat de besluitvormingsprocedure zorgvuldig is gevolgd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de bevoegdheid van de staatssecretaris. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.29570

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.A. Broersma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Bloembergen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 31 augustus 2023 (het bestreden besluit). In dit besluit is aan eiser medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023. Ook is aan eiser opgedragen om Nederland binnen een termijn van vier weken te verlaten en terug te keren naar Turkmenistan.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening (zaaknummer NL23.29571) op 4 december 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming van eiser aan de hand van zijn beroepsgronden.
2. De rechtbank zal het beroep van eiser ongegrond verklaren en overweegt daartoe het volgende.

Bevoegdheid van verweerder, het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en de voornemensprocedure

3. De rechtbank overweegt dat bij uitspraak van 30 oktober 2023 de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft geoordeeld dat verweerder bevoegd is de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als de facultatieve groep, waaronder eiser valt, te beëindigen. [3] Daarbij heeft de rechtbank het TB-arrest [4] betrokken en geoordeeld dat de beëindiging niet in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat een deel van eisers beroepsgronden betrekking hebben op de bevoegdheid van verweerder, het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel. De rechtbank ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht, geen aanleiding om anders te oordelen dan in de bovengenoemde uitspraak van 30 oktober 2023 en maakt de dragende overwegingen in die uitspraak tot de hare. Eisers verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond (ECLI:NL:RBDHA:2023:12916) en het artikel van mr. dr. C.A.F.M. Grütters [5] baat hem niet. De rechtbank is bekend met de uitspraak en het artikel, maar volgt in eisers zaak de lijn die deze rechtbank en zittingsplaats in de uitspraak van 30 oktober 2023 heeft uitgezet. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn betoog dat uit het voornoemde TB-arrest afgeleid kan worden dat wat door verweerder is gegeven alleen door de Europese Unie kan worden teruggenomen. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank verder niet aannemelijk gemaakt dat verweerder aan hem een ondubbelzinnige toezegging heeft gedaan, zodat het beroep op het vertrouwensbeginsel om die reden faalt. In dit verband overweegt de rechtbank dat uit de Richtlijn volgt dat de bescherming tijdelijk is, dat aan eiser een ontheemdendocument is verleend waarop staat vermeldt dat deze voor een jaar geldig was tot 4 maart 2023 en dat eiser bij brieven van 25 november 2022 en 15 februari 2023 is bericht over de voorgenomen beëindiging van de facultatief geboden tijdelijke bescherming aan hem.
3.2.
De rechtbank stelt verder vast dat verweerder de voornemenprocedure heeft gevolgd en dat eiser naar aanleiding van het voornemen in de gelegenheid is gesteld om een zienswijze in te dienen. Daarmee is de besluitvormingsprocedure in overeenstemming met de regelgeving en zorgvuldig. Voorts faalt het betoog van eiser dat onderzocht had moeten worden of hij voor een andere verblijfstitel in aanmerking komt en hierover in persoon diende te worden gehoord. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiser niet nader heeft onderbouwd op grond waarvan dit moest worden onderzocht. De rechtbank neemt in aanmerking dat uit artikel 3 van de Richtlijn volgt dat de tijdelijke bescherming niet vooruitloopt op de erkenning van de vluchtelingenstatus. Voorts is eiser bij brief van 27 mei 2023 verzocht om aan te geven of hij zijn asielaanvraag wenst te doorlopen en in welke taal hij wil worden gehoord, maar heeft eiser hier niet op gereageerd. De rechtbank volgt eiser niet in de stelling dat deze uitvraag prematuur was, gelet op de voorgenomen beëindiging van zijn tijdelijke bescherming. Tot slot staat het eiser vrij om, indien hij meent in aanmerking te komen voor een verblijfstitel, een daartoe strekkende aanvraag in te dienen.
Het terugkeerbesluit
4. Eiser heeft aangevoerd dat het terugkeerbesluit dient te worden vernietigd, omdat hier geen gronden voor zijn.
4.1.
De rechtbank overweegt dat uit artikel 2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit, volgt dat de lidstaten passende bescherming bieden uit hoofde van hun eigen nationale recht. Lidstaten dienen begunstigden van de Richtlijn in het bezit te stellen van een verblijfstitel, wat door de Richtlijn is gedefinieerd als een door de lidstaat afgegeven en volgens zijn wetgeving opgestelde vergunning of toestemming, op grond waarvan het is toegestaan op het grondgebied van die lidstaat te verblijven (artikel 8, in samenhang gelezen met artikel 2, aanhef en onder g, van de Richtlijn). In Nederland is bij de implementatie van de Richtlijn gekozen voor bescherming door verblijfstoestemming door middel van een asielaanvraag. Uit artikel 3.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 volgt dat de asielaanvraag van de aangewezen en facultatieve doelgroep van de Richtlijn tot gevolg heeft dat uitzetting achterwege blijft.
4.2.
Bij afzonderlijk besluit van gelijke datum als het bestreden besluit, is de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld. Dit betekent dat eiser niet langer rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Nu verweerder ook de tijdelijk bescherming van eiser heeft mogen beëindigen, was verweerder gehouden om aan eiser een terugkeerbesluit op te leggen. Het betoog faalt om deze reden.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 12 december 2019 in de zaak
5.Het artikel ‘Beëindiging Tijdelijke Bescherming van ontheemden die in Oekraïne tijdelijk verblijfsrecht hadden is onrechtmatig’ in