ECLI:NL:RBDHA:2023:19780

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
NL23.35825
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling en de grondslag van de maatregel in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. Eiser is geboren in 1995 en heeft tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 31 oktober 2023, hield in dat aan eiser de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser betwistte de rechtmatigheid van deze maatregel, met name de duur van de overbrenging naar een gespecialiseerde inrichting, die volgens hem langer dan 24 uur had geduurd.

De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat de maatregel van bewaring rechtmatig was opgelegd, omdat eiser een gevaar voor de openbare orde zou vormen. De rechtbank baseerde zich op eerdere veroordelingen en detentieperiodes van eiser, die volgens de rechtbank voldoende onderbouwden dat er sprake was van een actueel gevaar. Eiser's argument dat de eerdere maatregel van bewaring op 17 mei 2023 was opgeheven, werd door de rechtbank verworpen, omdat verweerder had aangetoond dat er sprake was van een ambtelijke misslag.

De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en werd openbaar gemaakt op 23 november 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.35825
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. V. Senczuk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 31 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.S. Choukti. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [1995] .
Overbrenging
2. Eiser voert aan dat de overbrenging onrechtmatig is verlopen en dat daarom de maatregel van bewaring onrechtmatig aan hem is opgelegd. Volgens eiser heeft het overbrengen naar het detentiecentrum langer dan 24 uur geduurd.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 16 november 2022¹ volgt onder andere dat een vreemdeling een korte periode in een politiecel mag worden geplaatst om het vervoer naar en de plaatsing in een gespecialiseerde inrichting te regelen. Wanneer dat lang duurt, bijvoorbeeld langer dan 24 uur, moet verweerder motiveren waarom hij langer nodig
had. In het geval van eiser is de maatregel van bewaring opgelegd op 31 oktober 2023 om 15:15 uur en is hij op 1 november 2023 om 11:24 uur aangekomen in het detentiecentrum Rotterdam. Eiser heeft dus niet langer dan 24 uur in een politiecel verbleven. De beroepsgrond slaagt niet.
De grondslag van de maatregel
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat eiser een gevaar vormt voor de nationale veiligheid of openbare orde als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel e, van de Opvangrichtlijn.
5. Eiser betwist nog langer een actueel gevaar voor de openbare orde te zijn. Daartoe stelt hij dat op 17 mei 2023 de eerdere vreemdelingenbewaring op dezelfde grond is opgeheven in verband met dreigende termijnoverschrijding asiel en de huidige bewaring op dezelfde feiten berust. Verder heeft verweerder onvoldoende onderbouwd waarom sprake is van een actueel gevaar, omdat de delicten gepleegd in mei en juni van dit jaar alleen in de maatregel van bewaring worden genoemd en niet blijkt uit een proces-verbaal.
6. In artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw is bepaald dat bewaring kan worden opgelegd indien de vreemdeling een gevaar vormt voor de nationale veiligheid of openbare orde als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel e, van de Opvangrichtlijn. De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder hem niet op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw in bewaring heeft mogen stellen. De rechtbank acht daartoe van belang dat in de op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte maatregel van bewaring, waarvan in beginsel mag worden uitgegaan, duidelijk en concreet de veroordelingen en de periodes van detentie vermeld op grond waarvan verweerder concludeert dat eiser een gevaar vormt voor de nationale veiligheid en openbare orde. De enkele niet nader onderbouwde beroepsgrond dat niet van de mededelingen uit het proces-verbaal kan worden uitgegaan slaagt niet. Verder blijkt ook uit de registratiekaart DJI van 25 oktober 2023 dat eiser van 4 juli 2023 tot en met 31 oktober 2023 in strafrechtelijke detentie heeft gezeten, waaruit een actueel gevaar blijkt. Eisers standpunt dat hij geen actueel gevaar vormt omdat de eerdere maatregel van bewaring op 17 mei 2023 is opgeheven, volgt de rechtbank ook niet. Verweerder heeft ter zitting immers onderbouwd dat sprake was van een ambtelijke misslag hetgeen de rechtbank ook uit het dossier kan opmaken. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.