ECLI:NL:RBDHA:2023:19778

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
SGR 23/1445
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens geschiktheid voor maatgevende arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar WIA-uitkering te beëindigen. Eiseres, die zich op 28 januari 2019 ziekmeldde, ontving sinds 25 januari 2021 een WIA-uitkering met een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het UWV heeft echter op 9 september 2022 vastgesteld dat eiseres geschikt is voor de maatgevende arbeid, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, maar het UWV handhaafde het besluit.

De rechtbank heeft de zaak op 20 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en het UWV aanwezig waren. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts onvolledig was en dat haar medische situatie was onderschat. Ze stelde dat verschillende beperkingen uit eerdere beoordelingen ten onrechte waren losgelaten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op overtuigende wijze heeft gemotiveerd.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres per 9 september 2022 geschikt is voor de maatgevende arbeid. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de verantwoordelijkheid van de eiseres om haar standpunten in beroep specifiek te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1445

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Berkel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. T. Eversteijn).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beëindigd omdat zij geschikt is voor de maatgevende arbeid.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 20 januari 2023.
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als algemeen ondersteunend medewerker voor 31,95 uur per week. Op 28 januari 2019 heeft zij zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Per 25 januari 2021 is aan eiseres een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2. Eiseres heeft op 30 december 2021 bij het UWV gemeld dat haar gezondheid is verslechterd. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 9 september 2022 geschikt is voor de maatgevende arbeid en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering met ingang van 9 september 2022 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 14 december 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 4 juli 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
18 januari 2023
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij vindt dat het onderzoek van de verzekeringsarts onvolledig en onjuist is geweest. Zij stelt dat haar medische situatie is onderschat en dat verschillende beperkingen uit de FML van 14 maart 2021 ten onrechte zijn losgelaten. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij een brief van een fysiotherapeut ingediend.
7. Verder is eiseres van mening dat zij ongeschikt is voor de maatgevende arbeid, haar situatie is namelijk verslechterd. Ook de door de arbeidsdeskundige geduide functies zijn volgens eiseres ongeschikt.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij geschikt is voor de maatgevende arbeid. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 9 september 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 9 september 2022 geschikt is voor de maatgevende arbeid en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
11. Eiseres stelt dat het lichamelijk en psychisch onderzoek bij de primaire verzekeringsarts slechts marginaal is geweest. Het onderzoek is volgens haar dan ook onvolledig en onjuist. Zij heeft het gesprek met de verzekeringsarts niet als prettig ervaren. Volgens haar is ook ten onrechte gesteld dat er voldoende informatie in het dossier aanwezig was.
12. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist. In het rapport van 14 december 2022 merkt de verzekeringsarts B&B op dat uit de uitgebreide verslaglegging in het primaire rapport blijkt dat het psychisch en lichamelijk onderzoek ‘lege artis’ is uitgevoerd door de primaire verzekeringsarts. De betekenis van ‘lege artis’ is dat het onderzoek door de primaire verzekeringsarts op de gebruikelijke medische wijze is uitgevoerd en zorgvuldig is. De rechtbank kan de conclusie van de verzekeringsarts B&B volgen.
De beoordeling van de belastbaarheid
13. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 9 september 2022 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
14. Eiseres stelt dat haar medische situatie is onderschat. Zij heeft verschillende lichamelijke klachten waaronder nek- en rugklachten en scoliose. Ook is zij bekend met depressie. Eiseres stelt dat in de FML van 4 juli 2022 minder beperkingen zijn opgenomen dan in de FML van 14 maart 2021, welke is opgesteld bij de eerdere WIA-beoordeling. Volgens eiseres zijn ten onrechte beperkingen losgelaten wat betreft concentratie, zijn minder beperkingen opgenomen wat betreft frequent buigen tijdens het werk (van 50 naar 150 keer tijdens elk uur), werd aangegeven dat eiseres niet frequent mocht torderen, minder beperkingen wat betreft traplopen, is de beperking ‘werken boven schouderhoogte’ volledig losgelaten en is sprake van het loslaten van de forse urenbeperking. Eiseres meent dat het onjuist is om deze beperkingen los te laten omdat haar situatie niet is verbeterd. Ter onderbouwing verwijst zij naar het dossier van haar coach en de brief van de fysiotherapeut waarin staat dat er geen reden is om een nieuw behandeltraject in te gaan omdat de trajecten in het verleden niet hebben geholpen. De hypertonie en gevoelige schoudermusculatuur had tot een beperking moeten leiden van werken boven schouderhoogte. Verder wordt volgens eiseres miskend dat zij op het moment van beoordeling in een enigszins stabiele thuissituatie zit. Zij heeft een zorgbehoeftig kind. Ook miskent het UWV volgens eiseres dat dit zorgt voor chronische spannings- en stressklachten als gevolg waarvan een urenbeperking aan de orde is. De verzekeringsarts B&B heeft volgens eiseres ten onrechte niet de gevolgen meegewogen indien eiseres gedurende een werkweek van 32 uur niet voor haar kind kan zorgen.
15. De rechtbank merkt op dat de medische beroepsgronden overeenkomen met de gronden ingediend in bezwaar. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat eiseres specifiek dient aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. Het UWV verwijst in het verweerschrift van 20 juli 2023 terecht naar het rapport van de verzekeringsarts B&B van 14 december 2022. De verzekeringsarts B&B bespreekt de gronden en motiveert naar het oordeel van de rechtbank duidelijk en navolgbaar waarom deze niet leiden tot het aannemen van meer of zwaardere beperkingen. De brief van de fysiotherapeut maakt dit niet anders, deze was immers al bij het UWV bekend. Wat betreft de urenbeperking merkt het UWV in het verweerschrift van 20 juli 2023 terecht op dat er geen rekening kan worden gehouden met de thuissituatie van eiseres. Het UWV verwijst hierbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 juli 2022. [1] De rechtbank kan dit volgen. Omdat eiseres het standpunt niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank verder ook geen aanleiding om te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
16. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 9 september 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die zijn opgenomen in de FML van 4 juli 2022.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 4 juli 2022 vastgesteld dat eiseres geschikt is voor haar eigen werk als algemeen ondersteunend medewerker, omdat deze functie haar belastbaarheid niet overschrijdt. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige B&B uit zorgvuldigheid, zo blijkt uit het arbeidsdeskundige rapport van 26 september 2023, ook een theoretische beoordeling uitgevoerd waaruit blijkt dat eiseres voor 20,95% arbeidsongeschikt is.
18. Eiseres stelt dat zij niet geschikt is voor de maatgevende arbeid omdat haar situatie is verslechterd. Daarnaast is er sprake van rechtstreeks klantcontact waarvoor eiseres in de FML uit 2021 ongeschikt is bevonden. Verder moet eiseres in de maatgevende arbeid meerdere bezoekers achter elkaar begeleiden. Volgens eiseres loopt zij in dat geval meer dan een kwartier achtereen en is er geen mogelijkheid om tussendoor te zitten. Ook voor de andere werkzaamheden zoals schoonmaken van vergaderzalen en boodschappen halen geldt volgens eiseres niet dat zij binnen een kwartier klaar is. Ter zitting stelt eiseres dat het onderzoek van de arbeidsdeskundige in de primaire fase niet zorgvuldig is geweest omdat er pas in bezwaar door de arbeidsdeskundige B&B is gekeken wat de maatgevende arbeid precies inhoudt.
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft naar het oordeel van de rechtbank in het rapport van 18 januari 2023 voldoende uitgelegd waarom de maatgevende arbeid geschikt is. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de maatgevende arbeid de belastbaarheid niet overschrijdt. Deze toelichting is voor de rechtbank begrijpelijk. De arbeidsdeskundige B&B stelt dat het een fysiek zeer lichte functie is waarbij ze kort loopt en staat en tussendoor alle tijd heeft om te zitten. Er zijn geen zware tilwerkzaamheden waarbij ze meer dan vijf kilo zou moeten tillen of dragen. Het zijn wat bekers en af en toe een boodschappentas. Er zijn geen intensieve klantencontacten. Ze zegt mensen gedag en biedt de bezoekers koffie of thee aan. Eiseres wist niet waarvoor de bezoekers kwamen, het zijn dus oppervlakkige contacten. Er zijn daarom volgens de arbeidsdeskundige B&B geen overschrijdingen in de vastgestelde belastbaarheid, niet op de individuele belastingitems en ook niet op de totaal belasting in deze functie. Verder heeft het UWV ter zitting opgemerkt dat in de primaire fase wel is onderzocht wat de maatgevende arbeid inhoudt, en dat in bezwaar aanvullende vragen zijn gesteld aan eiseres.
20. De rechtbank kan het UWV volgen en vindt dat het UWV voldoende duidelijk heeft gemotiveerd dat eiseres per 9 september 2022 geschikt is voor de maatgevende arbeid. De stelling van eiseres dat zij niet geschikt is voor de geduide functies zal de rechtbank daarom niet bespreken.

Conclusie en gevolgen

21. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering per 9 september 2022 te beëindigen, omdat zij per die datum geschikt is voor de maatgevende arbeid.
22. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 december 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.