In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Nigeriaanse nationaliteit, op 26 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een lange periode zonder besluit heeft eiser op 1 juli 2022 de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 14 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals bepaald in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, is verstreken. Eiser heeft rechtsgeldig de staatssecretaris in gebreke gesteld en meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft ook verwezen naar uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) over de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eiser zijn vastgesteld op € 418,50.