ECLI:NL:RBDHA:2023:1971

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
NL22.19465
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheid politieke overtuiging en activiteiten

Op 15 februari 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die asiel had aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de eiser niet geloofwaardig zou zijn in zijn verklaringen over zijn politieke overtuiging en activiteiten voor de Sri Lankaanse oppositiepartij JVP. Eiser, afkomstig uit Sri Lanka, stelde dat hij actief was geweest voor de JVP en vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar zijn land. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte de sterkte van eisers politieke overtuiging had beoordeeld, maar dat dit niet leidde tot een gegrond beroep. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht twijfels had over de geloofwaardigheid van eisers verklaringen en dat de gestelde problemen niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank benadrukte dat eiser onvoldoende gedetailleerde verklaringen had gegeven over zijn politieke activiteiten en dat zijn vrees voor vervolging niet geloofwaardig was. De uitspraak bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag en stelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19465

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. D.L. Boer).

ProcesverloopBij besluit van 21 september 2022 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Asielaanvraag
1. Eiser stelt afkomstig te zijn uit Sri Lanka, de Sri Lankaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [datum] 1991. Hij is op 8 juni 2020 met een studievisum naar Nederland gekomen. Zijn verblijfsvergunning voor het volgen van een studie is echter op 16 november 2020 ingetrokken, vanwege te weinig studievoortgang. Eiser heeft vervolgens op 10 november 2021 een asielaanvraag ingediend. Deze uitspraak gaat over de afwijzing daarvan.
1.1.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij actief is geweest voor de Sri Lankaanse oppositiepartij JVP. Eisers vader en oom waren ook politiek actief, zijn vader is in 1997 vermoord door de toen zittende regering. Eiser zelf heeft promotieactiviteiten verricht in aanloop naar de verkiezingen in 2019 en meegedaan aan demonstraties. Verder heeft hij ook op Facebook corruptie aangekaart en een medewerker van de veiligheidsdienst beschuldigd van betrokkenheid bij de zogenoemde Paasaanslagen. Eiser heeft mensen verteld over de toedracht van deze aanslagen van 21 april 2019. Op [datum inval] 2019 zijn vier gewapende personen bij eiser aan de deur geweest, om hem te vermoorden. Hij is het huis ontvlucht en is ondergedoken in het huis van zijn tante. Eisers moeder heeft aangifte gedaan. Toen de nieuwe president namens de partij SLPP werd aangesteld op 17 november 2019, wist eiser dat het nog minder veilig voor hem zou zijn. Hij heeft een studievisum aangevraagd om het land te kunnen ontvluchten. Eiser vreest bij eventuele terugkeer naar Sri Lanka te worden vermoord door de huidige regering.
Standpunt staatssecretaris
2. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiser ongeloofwaardige verklaringen heeft afgelegd over zijn politieke overtuiging in samenhang met zijn gestelde activiteiten voor de JVP en de problemen die zijn ontstaan op en na [datum inval] 2019.
Toetsingsvolgorde politieke overtuiging
3. Eiser stelt dat de staatssecretaris ten onrechte van hem verwacht dat hij aannemelijk maakt dat zijn politieke overtuigingen een bepaalde ‘sterkte’ hebben, omdat hij bij vertrek uit Sri Lanka reeds in de negatieve belangstelling van de autoriteiten stond. Eiser wijst als onderbouwing op de verwijzingsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 16 februari 2022. [1] Volgens hem had de staatssecretaris de elementen van zijn asielrelaas in een andere volgorde moeten beoordelen: eerst de geloofwaardigheid van zijn politieke activiteiten, daarna eventueel de negatieve aandacht van de autoriteiten. Aan de kracht van eisers politieke overtuigingen zou de staatssecretaris dan niet zijn toegekomen volgens hem. Eiser stelt bovendien dat de rechtbank de beantwoording van de door de Afdeling gestelde vragen over dit onderwerp aan het Hof van Justitie moet afwachten.
3.1.
De uitspraak van de Afdeling die eiser noemt, gaat over de situatie dat een vreemdeling nog niet in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten in het land van herkomst en zich beroept op zijn voor het eerst in het land van ontvangst gemanifesteerde politieke overtuiging. In dat geval moet die vreemdeling aannemelijk maken dat die overtuiging van een bepaalde sterkte is om als vluchteling onder het Unierecht beschermd te worden. De uitspraak gaat dus alleen over vreemdelingen die met een nieuw ontwikkelde politieke overtuiging en de activiteiten die zij hebben verricht, in de negatieve aandacht van de actor van vervolging in hun land van herkomst kunnen komen te staan.
3.2.
De rechtbank stelt voorop dat eiser gelijk heeft dat de staatssecretaris in zijn geval niet had moeten beoordelen of zijn politieke overtuiging een bepaalde sterkte had. Eisers gestelde vrees is namelijk niet hier in Nederland opgekomen, omdat hij stelt dat hij reeds voor zijn vertrek uit Sri Lanka vanwege zijn politiek activisme in de negatieve aandacht van de regering stond.
3.3.
Dit betekent echter niet dat het beroep gegrond is. Zoals ook erkend in verweerschrift heeft de staatssecretaris namelijk weliswaar zonder reden de sterkte van eisers gestelde overtuiging beoordeeld, maar daarnaast ook de stelling van eiser dat hij vanwege zijn gestelde overtuiging en activiteiten in het verleden in de negatieve aandacht van de autoriteiten is komen te staan, en bij terugkeer te vrezen heeft. De toetsing door de rechtbank zal zich op dat laatste concentreren. [2] De rechtbank ziet vanwege het voorgaande ook geen aanleiding om de beantwoording van de door de Afdeling gestelde vragen over dit onderwerp aan het Hof van Justitie af te wachten. De beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid politieke overtuigingen en activiteiten voor de JVP
4. Eiser voert aan dat hij wel degelijk geloofwaardig over zijn politiek activisme heeft verklaard. In het bijzonder stelt eiser dat hij uitgebreid heeft verklaard over zijn beweegredenen om zich aan te sluiten bij de JVP. Dat waren namelijk de slechte politieke en economische situatie in Sri Lanka waardoor hij op 1 mei 2018 is gaan meedoen aan een protestdemonstratie van de JVP. Nu de staatssecretaris deelname aan deze protestbijeenkomst geloofwaardig acht, betekent dit volgens eiser ook dat zijn betrokkenheid bij de JVP daardoor aannemelijk is. Het feit dat zijn vader en oom vroeger ook politiek actief waren, laat volgens eiser zien dat hij is opgegroeid met politiek. Eiser heeft ook een verklaring van de JVP overgelegd waarin staat dat hij sinds 2018 actief is geweest. Eiser wijst ook nog op zijn verklaringen op pagina 17 van het verslag nader gehoor, waar hij duidelijk heeft verteld waar zijn activiteiten voor de JVP uit bestonden: hij heeft zijn mening gedeeld op sociale media en op straat, en aan huis en op scholen pamfletten uitgedeeld.
4.1.
De staatssecretaris stelt terecht dat hij van iemand die politiek actief is voor de JVP mag verwachten dat hij een weloverwogen keuze heeft gemaakt voor de JVP en daarover in detail kan vertellen. Sri Lanka is immers een land waar de strijd tussen politieke partijen een persoonlijk probleem kan opleveren. Daarom werpt de staatssecretaris eiser niet ten onrechte tegen dat hij alleen in algemene termen over zijn politieke overtuiging heeft verteld. Eiser heeft verklaard dat hij tegen onrecht, corruptie en de regering is, maar hiermee verduidelijkt hij volgens de staatssecretaris nauwelijks waarom de JVP belangrijk is voor hem en waarom hij politiek actief wilde worden. Op pagina 15 van het verslag nader gehoor is te lezen dat eiser driemaal wordt gevraagd waarom hij betrokken is geraakt bij de JVP en wat hem aansprak. Hij verklaart dan dat de JVP niet corrupt is en dat de JVP werkt voor de samenleving. Wanneer hem dan gevraagd wordt waarom deze redenen belangrijk zijn voor hem, verklaart hij dat hij gelooft dat als JVP aan de macht komt zij niet corrupt zijn en dat hij dat belangrijk vindt. De staatssecretaris acht dit niet ten onrechte onvoldoende overtuigend als beweegredenen waarom hij zich bij de JVP heeft aangesloten en niet bij een andere oppositiepartij. Dit geldt te meer nu eiser heeft verklaard dat hij actief was voor de partij, mensen vertelde over de JVP en langs woningen ging om mensen pamfletten te geven. Het document dat eiser heeft overgelegd hoeft de staatssecretaris niet te overtuigen, omdat deze er terecht op wijst dat het gaat om een kopie van een niet ondertekende verklaring waarin alleen in algemene termen uit volgt dat eiser actief voor de JVP zou zijn geweest. Bovendien constateert de staatssecretaris terecht dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn gestelde negatieve houding ten opzichte van de regering. Op pagina 17 van het verslag is te lezen dat hij persoonlijk niks tegen de regering heeft, terwijl op pagina 21 eisers verklaring staat dat hij strak tegen de regering is. Eisers stelling dat hij is opgegroeid met de politiek, hoeft de staatssecretaris ook niet te overtuigen, omdat deze er op wijst dat eiser heeft verklaard dat hij tot 2018 niet politiek actief is geweest. Ten slotte heeft eiser ook foto’s overgelegd, maar stelt de staatssecretaris niet ten onrechte dat onduidelijk is wie daar (naast eiser zelf) precies op zijn te zien.
4.2.
Ten aanzien van de activiteiten die eiser zou hebben ontplooid voor de JVP, acht de staatssecretaris alleen deelname aan de protestdemonstratie op 1 mei 2018 geloofwaardig. Hoewel daar wel enige betrokkenheid uit blijkt, maakt dit, anders dan eiser stelt, niet dat zijn gestelde betrokkenheid bij de JVP ook geloofwaardig moet worden geacht. De staatssecretaris wijst er namelijk terecht op dat uit eisers verklaringen volgt dat hij ten tijde van deze protestactie nog niet op de hoogte was van de doelstellingen van de JVP en dit juist zijn eerste kennismaking met de partij was. Op pagina 9 van het verslag nader gehoor staat namelijk dat eiser daar kennis maakte met het bestaan dan wel de doelstellingen van JVP en op pagina 14 dat hij naar de betreffende bijeenkomst ging, omdat iedereen daarheen ging en alle partijen daar aanwezig waren. Dat eiser bij die bijeenkomst zou zijn geweest, maakt dus nog niet dat de staatssecretaris moet geloven dat eiser actief bij de JVP betrokken was.
Ter onderbouwing van zijn rol wijst eiser in zijn gronden van beroep op zijn eigen verklaringen op pagina 17 van het verslag nader gehoor, waar staat:
“Ik sprak meestal met jongere mensen. Zowel op straat als op sociale media. Via Facebook. Tijdens de presidentsverkiezingen gingen we langs woningen en gaven we mensen pamfletten. Ik sprak ook met studenten in schoolruimtes.”
De staatssecretaris stelt echter niet ten onrechte dat hij van eiser meer gedetailleerde verklaringen mag verwachten over de manier waarop hij de gestelde activiteiten heeft uitgevoerd.
Een concrete activiteit die eiser zou hebben uitgevoerd betreft het plaatsen van een bericht op Facebook waarin hij de regering beschuldigt van betrokkenheid bij de zogenoemde Paasaanslagen. Hij zou hebben beschikt over geheime informatie en die via Facebook hebben verspreid. De staatssecretaris wijst er echter terecht op dat tijdens het nader gehoor is gebleken dat dit bericht niet op eisers account kon worden teruggevonden en dat eiser daar ook geen verklaring voor had. Ook nadien heeft eiser het betreffende geheime stuk niet overgelegd. Bovendien staat op pagina 26 van het verslag nader gehoor dat eiser verklaart dat het om zijn eigen bericht ging, terwijl uit de screenshot van het bericht waarbij deze geheime informatie zou zijn gevoegd, blijkt dat het gaat om een bericht van iemand anders dat door hem zou zijn gedeeld. Bovendien wijst de staatssecretaris er op dat eiser niet heeft verduidelijkt waarom juist hij deze geheime informatie over de Paasaanslagen zou hebben gehad. Op pagina 18 van het verslag nader gehoor staat dat eiser daarover zegt dat dit in een normaal gesprek met een vriend ter sprake kwam en dat zij vaker spraken over de politiek. De staatssecretaris acht ook dit niet ten onrechte vaag.
4.3.
Op grond van het voorgaande heeft de staatssecretaris zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers gestelde activisme voor de JVP niet geloofwaardig is.
Problemen op en na [datum inval] 2019
5. Eiser voert aan dat hij niet vaag en summier over de gebeurtenis op [datum inval] 2019 heeft verklaard. Volgens eiser heeft de staatssecretaris niet duidelijk gemaakt wat daar vaag aan is, omdat hij zelf direct was vertrokken toen de gewapende mannen bij zijn moeder thuis kwamen. Hij wijst ook op de aangifte die zijn moeder heeft gedaan. Ten slotte wijst eiser als onderbouwing voor zijn gestelde vrees voor de regering op enkele nieuwsberichten over recente onrusten van nos.nl, nrc.nl, nu.nl en The Washington Post.
5.1.
Over het incident op [datum inval] 2019 stelt de staatssecretaris in zijn verweerschrift dat – anders dan in het bestreden besluit staat – niet meer wordt tegengeworpen dat eiser bepaalde details niet weet te vertellen nu hij zelf niet aanwezig was toen de vier mannen met eisers moeder spraken en haar hierbij onder schot hielden. In zoverre krijgt eiser dus gelijk van de staatssecretaris, maar dat betekent niet dat van de geloofwaardigheid van het incident moet worden uitgegaan. De staatssecretaris werpt eiser namelijk wél terecht tegen dat zijn ongeloofwaardige verklaringen over de politieke overtuigingen en activiteiten voor de JVP afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de gestelde problemen. Aangezien alleen geloofwaardig is dat eiser één protest heeft bijgewoond, waarbij hij zelf stelt geen problemen te hebben gehad, stelt de staatssecretaris terecht dat op voorhand niet geloofwaardig is dat dit tot een doodsbedreiging heeft geleid. Dat hij in de problemen zou zijn gekomen van zijn activisme en zijn informatie over de paasaanslag, kan niet worden gevolgd aangezien de staatssecretaris eisers verklaringen over deze politieke overtuigingen en activiteiten niet ten onrechte ongeloofwaardig acht. Dat de moeder van eiser aangifte heeft gedaan van het incident op [datum inval] 2019 hoeft de staatssecretaris niet van het tegendeel te overtuigen, omdat deze er terecht op wijst dat het gaat om verklaringen van een weinig objectieve bron. De nieuwsartikelen waar eiser op wijst vormen wel objectieve bronnen, maar bevatten alleen informatie over de algemene situatie in Sri Lanka, niet over die van eiser zelf. De staatssecretaris stelt zich daarom niet ten onrechte op het standpunt dat eiser ook de gestelde problemen op en na [datum inval] 2019 niet geloofwaardig zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Kennelijk ongegrond
6. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser zijn verblijf op onrechtmatige wijze heeft verlengd en zich zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk heeft gemeld om asiel te vragen. Volgens eiser is dit ten onrechte omdat hij de beschikking waarmee zijn verblijfsvergunning regulier werd ingetrokken, nooit heeft gehad. Eiser stelt dat hij er pas achter kwam dat hij geen verblijfsrecht meer had in november 2021 en dat hij toen wél direct asiel heeft aangevraagd. Er is dus volgens eiser geen sprake van een verblijf dat op onrechtmatige wijze is verlengd.
6.1
De rechtbank overweegt dat eiser heeft verklaard dat hij een e-mail van zijn onderwijsinstelling heeft gekregen op de dag waarop geconstateerd werd dat hij te weinig studievoortgang had geboekt. Hierin stond volgens hem dat hij niet door kon studeren en dat hij nog een beslissing van de IND kon verwachten. Eiser had hieruit af kunnen leiden dat er een gevolg zou zijn voor zijn verblijfsrecht, zodat van hem ook kon worden verwacht dat hij rond die tijd contact op zou nemen met de IND of een asielaanvraag zou indienen. Dat staat los van het wel of niet ontvangen van de beschikking waarmee de verblijfsvergunning daadwerkelijk is ingetrokken. De staatssecretaris mag er daarom van uitgaan dat eiser zijn verblijf op onrechtmatige wijze heeft verlengd, door ongeveer een jaar te wachten met het indienen van zijn asielaanvraag nadat hij geen rechtmatig verblijf meer had. Ook deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr.M.F. van den Brink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:458