ECLI:NL:RBDHA:2023:19599

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
13 december 2023
Zaaknummer
NL23.37754
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en geschonden informatieplicht in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Algerijnse nationaliteit heeft, heeft geen gronden aangevoerd tegen de maatregel van bewaring en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan de informatieplicht zoals vastgelegd in artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit, omdat eiser niet schriftelijk in een taal die hij verstaat, op de hoogte is gesteld van de redenen voor zijn bewaring. Ondanks deze schending van de informatieplicht, heeft de rechtbank geoordeeld dat de belangenafweging in het voordeel van de staatssecretaris uitvalt. De rechtbank concludeert dat eiser niet in zijn belangen is geschaad, aangezien hij tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling met behulp van een tolk is geïnformeerd over de redenen voor zijn bewaring. Bovendien heeft eiser, met hulp van een rechtsbijstandverlener, beroep ingesteld tegen de maatregel. De rechtbank oordeelt dat het belang van de staatssecretaris bij het opleggen van de maatregel van bewaring zwaar weegt, gezien het onttrekkingsrisico dat aanwezig is. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37754

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. M.M. Polman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 30 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Ben Mohammed. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Eiser heeft geen gronden aangevoerd tegen de maatregel van bewaring en meegedeeld zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank.
3. De Afdeling [2] bij uitspraak van 15 november 2023 [3] uiteengezet dat uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb [4] volgt dat de informatie genoemd in die bepaling schriftelijk in een taal die de vreemdeling verstaat moet worden gegeven. De rechtbank stelt ambtshalve [5] vast dat verweerder dat in dit geval niet heeft gedaan. Verweerder heeft bij het uitreiken van de maatregel van bewaring aan eiser namelijk geen schriftelijk stuk in een taal die hij verstaat uitgereikt waarin de toegepaste juridische en feitelijke gronden van bewaring, de rechtsmiddelen én de mogelijkheid van gratis rechtsbijstand zijn vermeld. Aan eiser is weliswaar een informatiefolder in een taal die hij verstaat uitgereikt, maar hierin staat slechts algemene informatie (weliswaar over de mogelijkheid van kosteloze rechtsbijstand en van het instellen van een rechtsmiddel) en niet de redenen waarom specifiek eiser in bewaring is gesteld. Verweerder heeft dan ook niet (volledig) voldaan aan zijn uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb voortvloeiende informatieplicht.
4. Het niet voldoen aan de informatieplicht maakt de maatregel van bewaring echter pas onrechtmatig als de met de bewaring te dienen belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
5. De te maken belangenafweging valt in dit geval in het voordeel van verweerder uit. Dat eiser niet schriftelijk in een taal die hij verstaat op de hoogte is gesteld van de redenen van bewaring, betekent niet dat hij niet wist waarom hij in bewaring is gesteld. Tijdens het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling is met behulp van een tolk met eiser gesproken over de redenen waarom hij mogelijk in bewaring zal worden gesteld. Verder is eiser door middel van (in ieder geval) de informatiefolder, die is opgesteld in een taal die hij verstaat, op de hoogte gesteld van de mogelijkheid van het aanwenden van een rechtsmiddel en het verkrijgen van kosteloze rechtsbijstand. Eiser heeft ook kort na de oplegging van de maatregel, met behulp van een rechtsbijstandverlener, beroep ingesteld tegen de maatregel. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad. Hiertegenover staat dat het belang van verweerder bij het opleggen van de maatregel van bewaring. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat een onttrekkingsrisico is gegeven, gelet op de (onbetwiste) aan de maatregel ten grondslag gelegde zware en lichte gronden. Dit maakt dat het belang van verweerder zwaar weegt. Er is dan ook geen sprake van dat de met de bewaring te dienen belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen.
6. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing ook overigens niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. [6]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Vreemdelingenbesluit 2000.
5.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 en - in aansluiting hierop - ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.
6.Zie rechtsoverweging 10 van de Afdelingsuitspraak van 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4180.