ECLI:NL:RBDHA:2023:19427

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
NL23.26101
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling asielaanvraag wegens niet indienen van formulier

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 8 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 28 augustus 2023 deze aanvraag in de algemene procedure buiten behandeling gesteld, omdat eiser het benodigde formulier niet had teruggestuurd. De rechtbank heeft het beroep, samen met een verzoek om een voorlopige voorziening, op 24 november 2023 behandeld. Eiser was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A.E. Martinez Linnemann, terwijl de staatssecretaris werd bijgestaan door mr. C. Verbaas.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag buiten behandeling heeft gesteld. Eiser had de kans om zijn aanvraag te motiveren, maar heeft nagelaten het gevraagde formulier in te vullen en terug te sturen, ondanks herhaalde verzoeken van de staatssecretaris. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris volgens jurisprudentie bevoegd is om een aanvraag buiten behandeling te stellen als de vreemdeling niet voldoet aan verzoeken om aanvullende informatie. Eiser had de mogelijkheid om zijn aanvraag te vervolgen, maar heeft deze kans niet benut. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.26101

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.E. Martinez Linnemann),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. C. Verbaas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 8 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 28 augustus 2023 deze aanvraag in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (zaak NL23.26102), op 24 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de buitenbehandelingstelling van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Totstandkoming van het besluit

4. Eiser heeft op 8 augustus 2022 een asielaanvraag ingediend. Op 12 juli 2023 heeft de staatssecretaris in het voornemen aan eiser gevraagd om binnen twee weken de op 27 mei 2023 toegestuurde vragenlijst te beantwoorden, omdat anders de asielaanvraag buiten behandeling zou worden gesteld. In de zienswijze van 10 augustus 2023 en in de tweede zienswijze van 25 augustus 2023 heeft eiser laten weten dat hij gebruik wil maken van de asielprocedure, maar de vragenlijst heeft hij niet teruggestuurd.
4.1.
De staatssecretaris heeft op 28 augustus 2023 de aanvraag buiten behandeling gesteld (het bestreden besluit). Vervolgens heeft eiser op 1 september 2023 het onderhavige beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Mocht de staatssecretaris de asielaanvraag buiten behandeling stellen?
5. Eiser stelt dat de staatssecretaris hem in de gelegenheid had moeten stellen zijn asielaanvraag nader te motiveren. Eiser is niet gehoord en heeft de asielprocedure niet kunnen doorlopen. Volgens eiser kon hij niet eerder reageren op de verzoeken om informatie omdat hij zeer recent gekoppeld is aan zijn gemachtigde en zijn gemachtigde het dossier niet eerder had ontvangen. Gelet op het voorgaande is het besluit volgens eiser in strijd met het vertrouwens-, rechtszekerheids- en gelijkheidsbeginsel.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat de staatssecretaris tot buitenbehandelingstelling kan overgaan, als de informatie die een vreemdeling heeft verstrekt in het kennisgevingsformulier onvoldoende is om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen en de vreemdeling ook naar aanleiding van een later verzoek om informatie (bijvoorbeeld in het voornemen) daarmee in gebreke blijft. [1]
5.2.
De staatssecretaris heeft eiser bij brief van 27 mei 2023 gevraagd of hij zijn asielprocedure wil voortzetten en daarbij gevraagd dit te laten weten door het bijgevoegde formulier in te vullen en terug te zenden. In het voornemen van 12 juli 2023 heeft de staatssecretaris opnieuw aangegeven dat niet duidelijk is of eiser de asielprocedure wil doorlopen en hem daarbij een hersteltermijn van 2 weken geboden om het formulier terug te sturen. Vervolgens heeft eiser in de zienswijze van 10 augustus 2023 en in de tweede zienswijze van 25 augustus 2023 laten weten dat hij de asielprocedure wenst te doorlopen, maar heeft hij daarbij nagelaten het gevraagde formulier in te vullen en mee te sturen. Ter zitting is gebleken dat niet in geschil is dat de gemachtigde van eiser het gevraagde formulier in ieder geval voor de tweede zienswijze van 25 augustus 2023 heeft ontvangen. Dat betekent dat van eiser verwacht mocht worden dat hij (in ieder geval) met de zienswijze van 25 augustus 2023 het gevraagde formulier ingevuld terugstuurde. Dat eiser zeer recent gekoppeld zou zijn aan zijn gemachtigde maakt dit niet anders. Eiser heeft immers ook geen gebruik gemaakt van de door de staatssecretaris geboden mogelijkheid tot aanvulling van de ontbrekende gegevens bij het indienen van de zienswijzen, terwijl hij op dat moment al gekoppeld was aan zijn gemachtigde. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank de asielaanvraag bij besluit van 28 augustus 2023 buiten behandeling mogen stellen. Het staat eiser overigens vrij om alsnog een (tweede) asielaanvraag in te dienen.

Conclusie en gevolgen

6. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 21 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:574 en 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2549.