In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 15 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij [naam 2] in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft de staatssecretaris op 26 september 2023 in gebreke gesteld en op 17 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De staatssecretaris had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar deze termijn was overschreden. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is en dat de staatssecretaris binnen acht weken na verzending van de uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag moet nemen. Indien de staatssecretaris besluit tot nader onderzoek, moet hij binnen twintig weken na verzending van de uitspraak een beslissing bekendmaken. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken. Daarnaast wordt de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 418,50.