In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 28 augustus 2023 afgewezen, met het argument dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag niet wordt teruggedraaid, maar dat de rechtbank wel erkent dat er een motiveringsgebrek is. Eiser had niet adequaat kunnen reageren op een bijlage die door de staatssecretaris was ingediend, omdat deze bijlage pas kort voor de zitting was ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Bulgarije van toepassing is, ondanks de zorgen die eiser heeft geuit over zijn behandeling in Bulgarije.
De rechtbank verwijst naar de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft echter betoogd dat hij niet naar Bulgarije kan worden teruggestuurd vanwege de onmenselijke omstandigheden die hij daar heeft ervaren. De rechtbank concludeert dat, hoewel het beroep gegrond is, de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden toegepast. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.674,- toegewezen, omdat zijn beroep gegrond is verklaard.