ECLI:NL:RBDHA:2023:19408

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
NL23.33194
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 19 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er redenen zijn om aan te nemen dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt, en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser heeft aangevoerd dat hij een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling in Spanje, maar de rechtbank concludeert dat de door eiser overgelegde informatie niet voldoende is om dit te onderbouwen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is bevestigd dat Spanje in het algemeen zijn verplichtingen nakomt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag niet in behandeling hoeft te worden genomen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33194

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Jemenitische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 19 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
1.2.
Het verzoek een voorlopige voorziening te treffen staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.33195. Hierop wordt bij afzonderlijke uitspraak beslist.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland op 8 augustus 2023 bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek op 28 augustus 2023 op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening aanvaard.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten eiser
5. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe het volgende aan. Eiser stelt dat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Er is sprake van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen waardoor eiser bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest en eiser stelt dat sprake is van schending van artikel 3 van het EVRM [2] en artikel 33 van het Vluchtelingenverdrag. [3] Eiser stelt dat Spanje niet in staat is om te voorzien in adequate opvang en het garanderen van een adequate procedure met bijbehorende rechtsbijstand, gelet op het grote aantal asielaanvragen dat Spanje te verwerken heeft. Verder wijst eiser op het rapport van Human Rights Watch, waaruit volgt dat asielzoekers in Spanje met ernstige schendingen te maken hebben. Eiser meent dat de staatssecretaris ten onrechte heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in zijn situatie sprake is geweest van een pushback, en daarom had het op de weg van de staatssecretaris gelegen om nader onderzoek te doen naar de feitelijke situatie omtrent pushbacks in Spanje. Verder stelt eiser zich op het standpunt dat de Dublinverordening uitgelegd dient te worden en te worden toegepast op een manier waarbij het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet deelbaar is.
Tot slot stelt eiser dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat klagen bij de Spaanse autoriteiten en/of het aanwenden van rechtsmiddelen in Spanje niet mogelijk en/of effectief was.
Oordeel rechtbank
6. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat de staatssecretaris gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel in het algemeen ervan uit mag gaan dat Spanje zijn internationale verplichtingen nakomt. De Afdeling [4] heeft dat onder andere in de uitspraken van 27 januari 2023 en 20 juli 2023 [5] bevestigd. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in Spanje niettemin sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat hij een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. Eiser is daar naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. De staatssecretaris heeft zich, onder verwijzing naar de Afdelingsuitspraak van 27 januari 2023, terecht op het standpunt gesteld dat de situatie in Spanje sinds de eerdere AIDA-rapporten niet dusdanig is verslechterd dat door de staatssecretaris niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit de door eiser overgelegde informatie volgt naar het oordeel van de rechtbank geen ander beeld dan eerder door de Afdeling is beoordeeld, zodat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van structurele tekortkomingen in de opvang, de asielprocedure en ook niet dat eiser als Dublinclaimant geen recht op rechtsbijstand zal hebben. Ook volgt dit niet uit eisers persoonlijke relaas, nu eiser heeft verklaard dat hij geen problemen heeft ondervonden in Spanje en opvang heeft gekregen.
7. Verder staat vast dat Spanje de overname van eiser heeft geaccepteerd middels het expliciete claimakkoord en dat eiser dus in het kader van de Dublinverordening gereguleerd zal worden overgedragen aan Spanje. Die situatie is niet vergelijkbaar met die van asielzoekers die illegaal de buitengrens van de Europese Unie oversteken. Uit de door eiser overgelegde informatie van Human Rights Watch volgt niet dat sprake is van pushbacks bij Dublinclaimanten zonder hen in de gelegenheid te stellen een asielaanvraag in te dienen. Dat er mogelijk pushbacks plaatsvinden aan de buitengrenzen van Spanje maakt dus niet dat er in het geval van eiser niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn betoog dat de staatssecretaris nader onderzoek had moeten doen.
8. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om de beantwoording van de prejudiciële vragen [6] over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel af te wachten.
9. Voorts overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser zich in geval van problemen, zowel met betrekking tot de asielprocedure, de opvangvoorzieningen als rechtsbijstand, tot de (hogere) autoriteiten in Spanje kan wenden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat die mogelijkheid er voor hem niet is of dat de Spaanse autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen, of dat vragen om hulp bij voorbaat zinloos is.
10. De rechtbank is tot slot van oordeel dat de staatssecretaris gelet op het voorgaande geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.De prejudiciële vragen die zijn gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, in de uitspraak van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.