ECLI:NL:RBDHA:2023:19341

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
NL23.33720
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Spanje gedaan, dat door Spanje is aanvaard.

Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met medische aspecten en dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in het Spaanse asiel- en opvangsysteem. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft uitgelegd waarom de medische omstandigheden geen reden zijn om de aanvraag inhoudelijk te behandelen. Ook wordt het interstatelijk vertrouwensbeginsel gehandhaafd, omdat eiser niet heeft aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn in de Spaanse opvangvoorzieningen.

Tot slot concludeert de rechtbank dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat hij onder de voorwaarden van artikel 16 van de Dublinverordening valt, die betrekking hebben op familiebanden. De rechtbank wijst erop dat eiser geen medische informatie heeft overgelegd en dat zijn persoonlijke situatie niet voldoende is om de staatssecretaris te verplichten om de aanvraag in behandeling te nemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.33720
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser (gemachtigde: mr. S. Kalu-Mollema),

en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Zienswijze
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende is ingegaan op de zienswijze, omdat de staatssecretaris de medische aspecten onvoldoende heeft meegenomen in het bestreden besluit.
6. Deze beroepsgrond slaagt niet en de rechtbank overweegt daartoe het volgende. In het bestreden besluit heeft de staatssecretaris onder het kopje “medische omstandigheden” overwogen dat dit geen reden is om eisers verzoek om internationale bescherming inhoudelijk in behandeling te nemen. Verder is daarbij overwogen dat eiser geen medische documenten heeft overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is de staatssecretaris in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd ingegaan op de medische aspecten.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
7. Eiser voert verder aan dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser verwijst hiertoe naar het AIDA-rapport over Spanje (Update 2022), met name pagina’s 64, 65 en 106. Daaruit blijkt onder meer dat Dublinterugkeerders worden geconfronteerd met dezelfde obstakels bij de toegang tot de asielprocedure en de opvangvoorzieningen als iedere andere asielzoeker. Eiser wijst verder op de inbreukprocedure2 die de Europese Commissie tegen Spanje is gestart wegens het niet volledig conform implementeren van alle bepalingen van de Opvangrichtlijn.3 Tot slot, is eiser zelf ook slecht behandeld in Spanje. Eiser heeft 48 uur in detentie gezeten en heeft enkele dagen in een hotel in Madrid verbleven. Hij is in deze periode niet geïnformeerd over het indienen van een asielverzoek.
8. De rechtbank overweegt als volgt. In zijn algemeenheid mag de staatssecretaris er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat Spanje zijn internationale verplichtingen nakomt. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem aldaar dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest4 en artikel 3 van het EVRM.5
9. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris ten aanzien van Spanje heeft mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit recent nog geoordeeld in haar uitspraak van 20 juli 20236, waaruit volgt dat het AIDA-rapport (Update 2022) geen wezenlijk ander beeld schetst van de opvang van asielzoekers in Spanje dan al eerder naar voren is gekomen in het AIDA-rapport (Update 2021). Dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje is gestart wegens het niet volledig conform omzetten van alle bepalingen van de Opvangrichtlijn, leidt evenmin tot een ander oordeel. Het starten van een inbreukprocedure is verder op zichzelf onvoldoende voor het oordeel dat ten aanzien van Spanje sprake is van structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen. Bovendien heeft eiser niet toegelicht welke Unierechtelijke opvangnormen door Spanje niet goed in het nationale recht zijn
2 INFR(2022)2158.
3 Richtlijn 2013/33/EU tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming.
4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
5 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
geïmplementeerd en welke uitwerking dit heeft voor de feitelijke situatie in de Spaanse opvangvoorzieningen. Voor zover eiser niet goed zou zijn behandeld, merkt de rechtbank op dat dit niet is onderbouwd met documenten en er is ook niet gebleken dat eiser heeft geklaagd hierover. Dat de Spaanse autoriteiten geen informatie zouden hebben gegeven over het indienen van een asielaanvraag, is onvoldoende voor het oordeel dat ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser zal gereguleerd worden overgedragen aan de Spaanse autoriteiten en dat biedt hem de mogelijkheid om in Spanje alsnog asiel aan te vragen. Verder hebben de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord gegarandeerd het asielverzoek van eiser in behandeling te nemen. Daarmee garanderen de Spaanse autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit de verdragen en Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Als eiser toch problemen ondervindt met het krijgen van opvangvoorzieningen of andere problemen, kan hij hierover zijn beklag doen bij de daartoe geëigende instanties dan wel bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen voor eiser niet mogelijk is of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 16 van de Dublinverordening
10. Eiser voert aan dat de staatssecretaris in zijn persoonlijke situatie aanleiding had moeten zien om toepassing te geven aan artikel 16 van de Dublinverordening. Artikel 16 van de Dublinverordening noemt met betrekking tot de familiebanden slechts als voorwaarde dat er in het land van herkomst familiebanden bestonden. De staatssecretaris dient volgens eiser te onderzoeken of de familiebanden met zijn zussen, die nu in Nederland wonen, in zijn land van herkomst bestonden. Eiser stelt dat het onzorgvuldig is dat de staatssecretaris dit heeft nagelaten.
11. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening zorgen lidstaten er normaal gesproken voor dat, wanneer een verzoeker wegens onder andere een ernstige ziekte, een zware handicap of hoge leeftijd afhankelijk is van de hulp van een kind, broer, zus of ouder die wettig verblijft in een van de lidstaten, verzoeker kan blijven bij of wordt verenigd met het in dit artikel bedoelde familielid op voorwaarde dat er in het land van herkomst familiebanden bestonden en het in dit artikel bedoelde familielid in staat is voor de afhankelijke persoon te zorgen en betrokkenen schriftelijk hebben verklaard dat zij dit wensen.
12. De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiser graag in de buurt van zijn zussen in Nederland wil verblijven, is de rechtbank van oordeel dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat is voldaan aan de voorwaarden in artikel 16 van de Dublinverordening. Eiser heeft geen medische informatie overgelegd. Ook heeft eiser geen informatie overgelegd, waaruit blijkt dat hij afhankelijk is van de hulp van zijn zussen. Eisers gemachtigde heeft op de zitting verklaard dat eiser psychische problemen heeft doordat hij in Syrië door ISIS is aangehouden en vastgezet en dat zijn zussen hem bij zijn psychische problemen kunnen ondersteunen. Die toelichting is echter onvoldoende om te concluderen dat eiser onder het bereik van artikel 16 van de Dublinverordening valt. Daarbij heeft eiser in het aanmeldgehoor van 16 augustus 2023 verklaard dat hij niet bij zijn zussen wil verblijven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom hij geen aanleiding heeft gezien om eiser zijn asielaanvraag op grond van artikel 16 van de Dublinverordening aan zich te trekken. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.