In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Ceylan, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser diende zijn aanvraag in op 6 februari 2022, en volgens de wet had verweerder uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Verweerder heeft echter de beslistermijn met negen maanden verlengd, met als argument dat er complexe feitelijke of juridische kwesties aan de orde zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in deze zaak nog niet is gehoord en heeft besloten om verweerder een langere beslistermijn op te leggen dan gebruikelijk. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zestien weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 augustus 2023.