Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben. Op 20 juni 2023 heeft eiser een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordeningis vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser eerder in Duitsland een verzoek om internationale bescherming had ingediend. Verweerder heeft Duitsland daarom verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. Op 17 augustus 2023 hebben de Duitse autoriteiten dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert daartoe aan dat verweerder zijn asielaanvraag aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening nu hij in Duitsland gedwongen zijn vingerafdrukken moest afstaan, terwijl eiser uitdrukkelijk te kennen had gegeven dat zijn vader, (stief)moeder, zus, broers, oom en neven in Nederland verblijven en hij niet van hen gescheiden wil worden. In het kader van een zorgvuldige besluitvorming had verweerder de Nederlandse vertaling van de bij de zienswijze overgelegde bewijsstukken (te weten: de kopieën van de verblijfsvergunningen, het Nederlandse paspoort van zijn broer [naam broer] , en een aantal verklaringen) moeten afwachten en bij de besluitvorming moeten betrekken. Bovendien gaat verweerder voorbij aan de verwijzing in de zienswijze naar de overwegingen 14 en 17 uit de preambule bij de Dublinverordening, alsmede artikel 17, tweede lid, van die verordening en de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Ook de omstandigheid dat het gezin in het land van herkomst altijd in één huis heeft gewoond en alle familieleden inmiddels een verblijfsvergunning in Nederland hebben, is ten onrechte niet betrokken bij het nemen van het besluit. Evenmin is gemotiveerd waarom niet. De stelling dat er op een andere manier contact met zijn familie kan worden onderhouden, laat onverlet dat het volgens de uitgangspunten van de Dublinverordening onwenselijk is om de asielaanvragen van één familie door verschillende lidstaten te laten beoordelen, zoals volgt uit de preambule. Eiser doet aldus mede een beroep op artikel 16 van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag.
Artikel 16 van de Dublinverordening
5. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening zorgen de lidstaten er voor dat de vreemdeling kan blijven bij of wordt verenigd met een kind, broer of zus, of ouder, als sprake is van een afhankelijkheidsrelatie, zoals zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of hoge leeftijd. Uit vaste jurisprudentie van de Afdelingvolgt dat het aan de vreemdeling is om met stukken aannemelijk te maken dat sprake is van een afhankelijkheidsrelatie zoals bedoeld in artikel 16.
6. Verweerder heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd overwogen dat niet is gebleken van een afhankelijkheidsrelatie zoals bedoeld in artikel 16 van de Dublinverordening tussen eiser en zijn gestelde familieleden. De vertalingen van de overgelegde documenten maken dit niet anders. Bovendien geldt dat, zelfs als ervan uit moet worden gegaan dat tussen eiser en zijn familieleden een familierechtelijke relatie bestaat, niet is gebleken dat eiser vanwege een medische situatie volledig afhankelijk is van zorg van derden en dat enkel die familieleden deze zorg zouden kunnen verlenen. De enkele stelling dat eiser en zijn familieleden elkaar op emotioneel vlak ondersteunen, is onvoldoende om afhankelijkheid als bedoeld in deze bepaling aan te nemen. Daarbij heeft verweerder terecht opgemerkt dar eisers gestelde familieleden al enige tijd in Nederland verblijven. Niet is gebleken dat eiser zich niet zonder hen staande kan houden. Het beroep op artikel 16 van de Dublinverordening treft dan ook geen doel.
Artikel 17 van de Dublinverordening
7. Verweerder kan in individuele gevallen gebruik maken van zijn bevoegdheid van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening om de behandeling van een asielaanvraag, ondanks de verantwoordelijkheid van een andere lidstaat, aan zich te trekken. Volgens het beleid, neergelegd in paragraaf C2/5 van de Vc, maakt verweerder hier terughoudend gebruik van, en doet hij dit in ieder geval indien sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat van onevenredige hardheid getuigt.
8. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden – anders dan de hiervoor gestelde emotionele ondersteuning – die maken dat de overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigt. Hoewel het op zichzelf voorstelbaar is dat eiser en zijn familie graag dichtbij elkaar willen wonen in Nederland, is
dit op zichzelf geen bijzondere, individuele omstandigheid op, op grond waarvan verweerder had moeten aannemen dat overdracht leidt tot onevenredige hardheid. Eisers stelling dat hij in Duitsland gedwongen werd om vingerafdrukken af te staan, betekent niet dat de autoriteiten van Duitsland zich onrechtmatig hebben gedragen: de lidstaten zijn immers op grond van de Eurodac-verordening verplicht om illegale vreemdelingen die het grondgebied van de lidstaten binnenkomen te registreren.Voor zover eiser van mening is dat de Duitse autoriteiten disproportioneel of onrechtmatig hebben gehandeld, of hem verkeerd of onjuist geïnformeerd hebben over de gevolgen van het afgeven van vingerafdrukken, ligt het op zijn weg om hierover te klagen bij de Duitse autoriteiten. Niet is gebleken dat dit voor eiser onmogelijk of bij voorbaat zinloos is.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is om de behandeling van de asielaanvraag van eiser (onverplicht) aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
10. Het beroep is derhalve ongegrond, er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.