ECLI:NL:RBDHA:2023:19314

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
NL23.19554
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf

Op 29 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij eisers, bestaande uit meerdere personen met V-nummers, een beroep hebben ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers hebben aangevoerd dat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf, met als doel verblijf bij hun in Nederland verblijvende minderjarige zoon/broer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden en dat eisers verweerder rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit op de aanvraag te nemen. Indien verweerder dit niet doet, moet hij een dwangsom betalen van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is. De rechtbank heeft ook bepaald dat eisers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50.

De uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de mogelijkheid voor eisers om een beroep te doen op de rechter wanneer deze termijn wordt overschreden. De rechtbank heeft in deze zaak ook aandacht besteed aan de procedurele aspecten van het bestuursrecht, zoals de mogelijkheid van vrijstelling van griffierecht en de voorwaarden voor het opleggen van een dwangsom.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummers: NL23.19554
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiseres], met V-nummer: [V-nummer 1] ,
[eiser 1] ,met V-nummer: [V-nummer 2] ,
[eiser 2], met V-nummer: [V-nummer 3] ,
[eiser 3],met V-nummer: [V-nummer 4] ,
[eiser 4], met V-nummer: [V-nummer 5] . hierna gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. S. Kalu-Mollema), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf, alsmede een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf met als doel ‘familie en gezin (als geheel hierna te noemen: de aanvraag). Eisers beogen verblijf bij hun in Nederland verblijvende minderjarige zoon/broer, [A] .
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. Eiser hebben voldoende aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoen. De rechtbank verleent eisers daarom vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Het
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.3
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
4. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eisers verweerder rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend.
5. Het beroep is gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.4 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen.5
7. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.6 De rechtbank ziet geen reden om daar in deze uitspraak anders over te oordelen. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak uitgangspunten geformuleerd voor het opleggen van een passende beslistermijn. De rechtbank zal deze uitgangspunten ook in deze zaak toepassen.
8. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is. Uit het verweerschrift volgt dat verweerder de bij de aanvraag overgelegde documenten nog moet beoordelen, van plan is een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of informatie om de aanvraag compleet te maken. Afhankelijk van de reactie op het herstelverzuim bekijkt verweerder of nader onderzoek nodig is. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend moet maken, tenzij verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet verweerder binnen twintig weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend maken.7 Wanneer verweerder geen herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek hoeft te doen bedraagt deze termijn vier weken.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
9. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.8
Heeft verweerder een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
10. Eisers hebben de rechtbank verzocht om de dwangsom vast te stellen. Als een
3 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
5 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
7 Zie ECLI:NL:RBDHA:2023:3590, ro.5.9 en 5.10.
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,
bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden.9
11. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet formeel in een besluit vastgesteld, maar slechts in zijn verweerschrift de hoogte van de nog toe te kennen dwangsom berekend. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
Conclusie en gevolgen
12. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat verweerder binnen de hierboven genoemde termijn(en) alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
13. Omdat het beroep gegrond is krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
9 Artikel 4:17, eerste en tweede lid, van de Awb en artikel 4:18 van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder op in beginsel binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag te nemen
  • als verweerder eiser een herstel verzuim biedt, draagt de rechtbank verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen;
  • als verweerder nader onderzoek in de vorm van een identificerend gehoor of DNA- onderzoek aanbiedt, draagt de rechtbank verweerder op om binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen;
  • als verweerder eiser een herstel verzuim biedt en nader onderzoek in de vorm van een identificerend gehoor of DNA-onderzoek aanbiedt, draagt de rechtbank verweerder op om binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
V.M. de Waard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogeberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.