In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 16 augustus 2023, waarin aan eiser werd meegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. Eiser, afkomstig uit Oekraïne, had op 23 februari 2022 een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne en vluchtte naar Nederland na de Russische inval. Hij diende op 6 december 2022 een asielaanvraag in, waarvoor hij in aanmerking kwam voor tijdelijke bescherming.
De staatssecretaris maakte op 3 juli 2023 zijn voornemen bekend om de tijdelijke bescherming van eiser te beëindigen, omdat hij tot de facultatieve groep behoort. Eiser heeft geen zienswijze ingediend tegen dit voornemen. De rechtbank heeft het beroep op 10 november 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. De beëindiging van de tijdelijke bescherming is rechtmatig, aangezien de staatssecretaris bevoegd was om deze te beëindigen voor de groep waartoe eiser behoort. De rechtbank wijst erop dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een ondubbelzinnige toezegging is gedaan door de staatssecretaris, en dat de richtlijn correct is geïmplementeerd in het Nederlandse recht. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond.