ECLI:NL:RBDHA:2023:19253

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
NL23.13027
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag en de gevolgen van misleiding over identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 18 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 28 april 2023 te horen dat zijn aanvraag als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 7 november 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig zijn, wat leidt tot de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft wisselend verklaard over zijn identiteit en nationaliteit, wat door verweerder als misleiding wordt aangemerkt. Dit heeft geleid tot een terugkeerbesluit naar Tunesië, dat door de rechtbank als onzorgvuldig wordt beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft onderzocht of de terugkeer naar Tunesië in strijd is met het beginsel van non-refoulement. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en het aanvullend besluit, en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op eisers aanvraag, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 837,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13027

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser,

(gemachtigde: mr. A.A. Scholtmeijer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. E. Özel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 18 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 28 april 2023 deze aanvraag in de algemene asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Op 6 november 2023 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het door eiser ingestelde beroep ook betrekking op dit aanvullende besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het asielrelaas
2. Eiser heeft ten tijde van het indienen van zijn asielaanvraag als identiteit opgegeven: [M.A.], geboren op [geboortedatum] in Algerije, met de Algerijnse nationaliteit. Eiser stelt in het vervolg van zijn procedure, vanaf de correcties en aanvullingen op het aanmeldgehoor, [M.B.] te heten en geboren te zijn op [geboortedatum]. Hij geeft daarbij aan de Tunesische nationaliteit te hebben. Eiser legt daarnaast aan zijn asielaanvraag zijn seksuele gerichtheid ten grondslag.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
2. seksuele geaardheid.
Verweerder acht de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig. Omdat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet kan worden vastgesteld, kan het relevante element ‘seksuele geaardheid’ niet beoordeeld worden.
Omdat het niet geloofwaardig is dat eiser de Algerijnse nationaliteit bezit, verstrekt verweerder aan hem geen verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Voorts heeft verweerder de aanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser de Minister heeft misleid over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst.
Verweerder heeft geen aanleiding gezien aan eiser uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 van de Vw.
Daarnaast heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd, waarin in eerste instantie was bepaald dat eiser terug dient te keren naar Algerije. Met het aanvullend besluit van 6 november 2023 heeft verweerder het terugkeerland gewijzigd naar Tunesië. Verder is aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd, omdat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten.
De beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd tegen de afwijzing, de beroepsgronden.
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De identiteit, nationaliteit en herkomst
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig is. Eiser heeft geen identificerende documenten overgelegd. Verweerder heeft voorts kunnen overwegen dat
– anders dan eiser stelt – rekening is gehouden met bewijsnood. Verweerder heeft in zijn besluit toegelicht dat eiser ook op andere manieren dan het overleggen van documenten zijn identiteit, nationaliteit en herkomst heeft kunnen onderbouwen. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser daarin niet is geslaagd. Hij heeft in dat kader kunnen tegenwerpen dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn persoonsgegevens. Eiser verklaart - en bevestigt [1] - ten tijde van zijn aanmelding dat hij [M.A.] heet, de Algerijnse nationaliteit bezit en is geboren op [geboortedatum] in Algerije, terwijl hij in het vervolg van zijn procedure stelt [M.B.] te heten, de Tunesische nationaliteit te bezitten en te zijn geboren op [geboortedatum] in Tunesië. Verweerder heeft ook kunnen overwegen dat hij dit eiser te meer aanrekent, omdat eiser dit in het verleden vaker heeft gedaan. Uit het dossier volgt dat eiser vaker in Nederland is geweest en daarbij de ene keer aangeeft dat hij uit Tunesië komt en de opgegeven Algerijnse identiteit heeft verzonnen en de andere keer dat hij uit Algerije komt en de opgegeven Tunesische identiteit heeft verzonnen. Verder heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser wisselend is in zijn verklaringen over het bezitten van identificerende documenten. [2] Ook heeft verweerder hierbij kunnen betrekken dat eiser meerdere herkomstvragen onjuist heeft beantwoord. [3] Dit is door eiser niet betwist. Verweerder heeft daarnaast niet ten onrechte gesteld dat het spreken van de Arabische taal kan bijdragen aan het geloofwaardig achten van de nationaliteit en herkomst van eiser. Hij heeft daarom niet ten onrechte van betekenis geacht dat eiser - hoewel de reden daarvan gevolgd kan worden - tijdens de gehoren enkel heeft verklaard in het Italiaans. Met de door hem gesproken taal heeft eiser dus niet alsnog aannemelijk gemaakt waar hij vandaan komt.
6.1.
Voor zover eiser erop wijst dat er verschonende omstandigheden [4] zijn waarom eiser in eerste instantie niet de juiste persoonsgegevens heeft opgegeven, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank volgt verweerder erin dat eiser niet nader heeft toegelicht hoe de mogelijke schaamte en interculturele barrières die bij eiser eraan in de weg zouden staan om te spreken over zijn seksuele gerichtheid, ook hebben bijgedragen aan het niet verstrekken van de juiste persoonsgegevens. De rechtbank ziet zonder nadere toelichting van eiser dan ook geen aanleiding te concluderen dat het gebrek in de geloofwaardigheid niet aan eiser is toe te rekenen. [5]
6.2.
Verweerder heeft daarmee aan het voorgaande niet ten onrechte de conclusie verbonden dat hij de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig acht.
De seksuele gerichtheid als asielmotief
7. Volgens vaste rechtspraak [6] van de Afdeling [7] heeft een asielmotief slechts betekenis tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Hij heeft om die reden - in het kader van de beoordeling van de vraag of aan eiser een asielvergunning moet worden verleend - kunnen afzien van een beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde seksuele gerichtheid van eiser. Eisers stelling dat zowel in Algerije als Tunesië vreemdelingen vanwege hun seksuele gerichtheid een reëel risico lopen op ernstige schade maakt het voorgaande niet anders. Immers, niet kan worden vastgesteld wie eiser is en waar hij vandaan komt.
Kennelijk ongegrond - misleiding
8. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw. In dit artikel is neergelegd dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling verweerder heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hebben, achter te houden.
8.1.
Uit paragraaf C2/7.3. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) volgt dat onder misleiding wordt verstaan dat de vreemdeling probeert in een gunstiger positie te komen door bewust informatie te verstrekken die aantoonbaar onjuist is of informatie achter te houden. Hij probeert als het ware de autoriteiten op het verkeerde been te zetten, teneinde in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning. Ook volgt uit deze paragraaf dat van misleiding in ieder geval sprake is indien de vreemdeling valse informatie heeft verstrekt over zijn identiteit of nationaliteit.
9. De rechtbank stelt vast dat eiser bij zijn aanmelding een identiteit en nationaliteit heeft opgegeven en deze gedurende zijn asielprocedure heeft gewijzigd. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat eiser zelf heeft verklaard dat de eerst opgegeven identiteit en nationaliteit onjuist en niet echt zijn. [8] Voorts heeft verweerder – zoals volgt uit rechtsoverweging 6.1. – kunnen concluderen dat er geen sprake is van verschonende omstandigheden. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder dan ook terecht geconcludeerd dat er sprake is van het verstrekken van valse informatie en daarmee van misleiding.
Artikel 64 van de Vw
10. Op grond van artikel 64 van de Vw blijft uitzetting achterwege zolang het gelet op de gezondheidstoestand van de vreemdeling of diens gezinsleden niet verantwoord is om te reizen. In paragraaf A3/7.1. van de Vc is toegelicht dat dit uitstel wordt verleend indien de vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen of indien er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 van het EVRM [9] om medische redenen.
11. Verweerder heeft overwogen dat aan eiser geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw wordt verleend, omdat uit zijn patiëntendossier niet is gebleken dat hij onder medische behandeling staat van een (specialistische) behandelaar en evenmin gebleken is dat sprake is van zwangerschap, tuberculose of een klinische opname.
12. De rechtbank is het met eiser eens dat deze motivering van verweerder onvoldoende deugdelijk is. De rechtbank vindt in dit kader van belang dat eiser heeft verklaard hartpatiënt te zijn, hetgeen wordt bevestigd door het door hem overgelegde medisch patiëntendossier. Ook blijkt uit de verklaringen van eiser en het medisch patiëntendossier dat eiser in verband hiermee verschillende soorten medicatie gebruikt. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat uit het medisch patiëntendossier blijkt dat eiser in februari 2023, dus relatief kort vóór het bestreden besluit, door een arts niet ‘fit to fly’ is bevonden. Verweerder heeft ter zitting niet kunnen toelichten op basis waarvan de arts tot deze beoordeling is gekomen. Hierdoor kan ook niet beoordeeld worden of dit slechts een tijdelijk beletsel om te reizen is geweest. Door in zijn besluit enkel te overwegen dat uit eisers patiëntendossier niet blijkt dat eiser onder behandeling staat van een (specialistische) behandelaar en geen sprake is van zwangerschap, tuberculose of een klinische opname, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank de medische problematiek van eiser
– die mede volgt uit het medisch patiëntendossier – onvoldoende in ogenschouw genomen. Hierdoor heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat er geen aanleiding bestaat om uitstel van vertrek te verlenen. Dat eiser in beroep geen aanvullende medische informatie meer heeft overgelegd – zoals verweerder ter zitting heeft betoogd – doet hieraan niet af. Het besluit is in zoverre onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
Het terugkeerbesluit
13. Verweerder heeft in het voornemen van 25 april 2023 overwogen dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten. Een terugkeerland heeft verweerder daarbij niet aangewezen. In het besluit van 28 april 2023 heeft verweerder, in reactie op de zienswijze, aangegeven dat het terugkeerbesluit ziet op Algerije, omdat eiser zelf heeft aangegeven uit Algerije afkomstig te zijn. Verweerder heeft op 6 november 2023 een aanvullend besluit genomen en daarin vermeld dat het terugkeerland wordt gewijzigd van Algerije naar Tunesië. Dit besluit is niet van een motivering voorzien.
14. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij Algerije niet langer handhaaft als terugkeerland, omdat dit in strijd is met zijn eigen beleid zoals neergelegd in informatiebericht 2022/87 [10] . Daaruit volgt dat als in de asielprocedure de opgegeven nationaliteit ongeloofwaardig is geacht, niet getoetst wordt of de vreemdeling in dat land te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. In het terugkeerbesluit wordt dat land om die reden niet genoemd als terugkeerland. Verweerder heeft de Algerijnse nationaliteit van eiser ongeloofwaardig geacht, heeft daarom niet getoetst of eiser daar te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade en hij heeft daarom Algerije niet als terugkeerland kunnen aanwijzen. Verweerder heeft vervolgens, gelet op de verklaringen van eiser, Tunesië als terugkeerland aangewezen. Eiser heeft namelijk verklaard een Tunesische identiteitskaart te hebben (gehad). Verweerder heeft niet beoordeeld of eiser in Tunesië heeft te vrezen voor vervolging of ernstige schade, omdat zijn onderzoeksplicht niet zover reikt, aldus verweerder. Niet is verder gebleken waarop de angst van eiser is gebaseerd.
15. De rechtbank overweegt als volgt.
15.1.
Artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn [11] bepaalt - onder meer en voor zover hier van belang - dat de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van de richtlijn het beginsel van non-refoulement eerbiedigen.
15.2.
Uit de punten 118 en 119 van het arrest FMS e.a. van het Hof van Justitie van
14 mei 2020 [12] volgt dat de bevoegde nationale autoriteit bij het uitvaardigen van een terugkeerbesluit krachtens artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn met name zorg moet dragen voor de eerbiediging van het beginsel van non-refoulement en dat dit moet worden beoordeeld met betrekking tot het land waarnaar wordt overwogen de betrokkene te gelasten terug te keren.
15.3.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2021 [13] - gedaan naar aanleiding van het arrest FMS e.a. - volgt dat het terugkeerland in het terugkeerbesluit moet worden genoemd, zodat de vreemdeling eventuele belangen die aan terugkeer naar dat land in de weg staan zo goed mogelijk naar voren kan brengen en/of doeltreffende rechtsmiddelen tegen het terugkeerbesluit aan kan wenden. Voordat verweerder een terugkeerbesluit uitvaardigt, dient hij de vreemdeling in de gelegenheid te stellen eventuele belangen zoals neergelegd in artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn kenbaar te maken.
15.4.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande allereerst tot de conclusie dat
– anders dan verweerder stelt – de onderzoeksplicht van verweerder in ieder geval zover strekt dat hij voorafgaand aan het uitvaardigen van het terugkeerbesluit dient te beoordelen of bij terugkeer van de vreemdeling naar het aangewezen terugkeerland het beginsel van non-refoulement wordt geëerbiedigd. In dat kader dient verweerder voorafgaand aan het uitvaardigen van het terugkeerbesluit de vreemdeling in de gelegenheid te stellen eventuele belangen die in de weg staan aan een terugkeer naar het aangewezen terugkeerland kenbaar te maken.
15.5
In dit geval heeft eiser tijdens zijn nader gehoor naar voren gebracht dat hij vreest voor vervolging vanwege zijn seksuele gerichtheid. Het lijkt erop dat hij hierdoor problemen heeft ondervonden in Tunesië. Dit is echter niet geheel duidelijk geworden, omdat verweerder ervoor heeft gekozen het gehoor op dit punt af te breken, omdat hij de identiteit en nationaliteit van eiser niet geloofwaardig vond. Zoals is overwogen in rechtsoverweging 13 heeft verweerder vervolgens in het voornemen geen terugkeerland vermeld, in het bestreden besluit Algerije als terugkeerland aangewezen en (pas) een dag voor de zitting op 6 november 2023 - zonder nadere motivering - Tunesië aangewezen als terugkeerland.
15.6
De rechtbank stelt met het voorgaande vast dat verweerder eiser op geen enkel moment gedurende de procedure in de gelegenheid heeft gesteld om de eventuele belangen die voor hem in de weg staan aan een terugkeer naar Tunesië naar voren te brengen. Verweerder heeft in het geheel nagelaten te onderzoeken of een terugkeer van eiser naar Tunesië in strijd is met het beginsel van non-refoulement en heeft hieraan in het aanvullend besluit van 6 november 2023 ook geen woord gewijd. Dit is in strijd met de Terugkeerrichtlijn, de rechtspraak van het Hof van Justitie, de rechtspraak van de Afdeling én verweerders eigen beleid [14] . In dat beleid wordt immers het volgende vermeld:
“ Als in de asielprocedure is geoordeeld dat de opgegeven nationaliteit ongeloofwaardig is en dat daarom niet wordt getoetst of de vreemdeling daar te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade, kan in het terugkeerbesluit dat land niet als land van terugkeer worden benoemd. Wat betreft de wel in het terugkeerbesluit genoemde landen van terugkeer, kan vooralsnog worden volstaan met het opnemen van de standaard bouwsteen dat niet is gebleken dat de vreemdeling een risico op vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar dat land of die landen te wachten staat. Die genoemde landen van terugkeer moeten dan in het voornemen zijn opgenomen.”
Hiermee erkent verweerder ook zelf dat onderzocht moet worden of de vreemdeling heeft te vrezen voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar het aangewezen terugkeerland. Verweerder heeft dat in deze zaak nagelaten.
15.7.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat verweerder bij het uitvaardigen van het terugkeerbesluit onvoldoende in acht heeft genomen dat hij de belangen die volgen uit artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn dient te eerbiedigen.
Daarmee is het besluit in zoverre onzorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en het aanvullend besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen op eisers aanvraag en daarbij rekening moet houden met deze uitspraak.
16.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de besluiten van 28 april 2023 en 6 november 2023;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op eisers aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Hoekstra, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Korporaal-Wisman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie ook het aanmeldgehoor van 18 april 2023, pagina 3.
2.Zie voornemen van 25 april 2023, pagina 2.
3.Zie voornemen van 25 april 2023, pagina 3.
4.Zie werkinstructie 2014/10 ‘Integrale geloofwaardigheidstoets; inhoudelijke beoordeling (asiel), verkrijgbaar via:
5.Zie werkinstructie 2014/10, pagina 11.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.
7.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
8.Zie ook het rapport nader gehoor van 21 april 2023, pagina 4.
9.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
10.Informatiebericht 2022/87 ‘noemen land van terugkeer in het terugkeerbesluit’, onder 3. Hoe te handelen, paragraaf ‘3 EVRM’.
11.Richtlijn 2008/115/EG.
12.ECLI:EU:C:2020:367.
14.IB 2022/87.