ECLI:NL:RBDHA:2023:19194
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk volgens de staatssecretaris verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Nederland heeft een verzoek om terugname gedaan aan Frankrijk, dat dit verzoek heeft aanvaard binnen de voorgeschreven termijn. Eiser heeft aangevoerd dat het claimverzoek te laat is en dat Nederland verantwoordelijk is voor zijn aanvraag, maar de rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt.
Eiser heeft ook betoogd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in het asiel- en opvangsysteem in Frankrijk vanwege een noodtoestand. De rechtbank overweegt dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen nakomt, tenzij eiser kan aantonen dat er ernstige tekortkomingen zijn. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Frankrijk geen asielaanvraag kan indienen of geen opvang zal krijgen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan eiser.