Op 6 december 2023 wilde DHKH B.V. de woning van de verzoeker ontruimen, wat leidde tot een bedreigende situatie voor de verzoeker. De verzoeker heeft de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de ontruiming voor zes maanden zou worden verboden. De rechtbank heeft op 7 december 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het verzoek van de verzoeker werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een bedreigende situatie, aangezien de ontruiming was aangekondigd voor 6 december 2023. De verzoeker had zich aangemeld voor schuldhulpverlening en was bezig met het minnelijk traject om zijn schulden te regelen. De rechtbank vond dat de belangen van de verzoeker zwaarder wogen dan die van DHKH, vooral omdat de verzoeker onder beschermingsbewind stond en de huur voor de komende maanden op tijd zou worden betaald. De rechtbank bepaalde dat DHKH B.V. niet over mocht gaan tot ontruiming van de woning van de verzoeker, zolang de verzoeker zich aan de voorwaarden hield, waaronder het tijdig betalen van de huur. De beslissing geldt totdat de uitspraak op het WSNP-verzoek in kracht van gewijsde is gegaan of dit verzoek is ingetrokken.