In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2023, in de zaak NL23.36199, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin aan eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris heeft de bewaring op 24 november 2023 opgeheven omdat eiser is overgedragen aan Duitsland. De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 behandeld, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was, samen met zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank beperkt haar beoordeling tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de bewaring is opgeheven. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring niet rechtmatig tot stand is gekomen, omdat de handtekening onder de maatregel niet rechtsgeldig was. Eiser betoogde dat de maatregel niet rechtsgeldig was ondertekend en dat de staatssecretaris niet kon aantonen dat de handtekening geldig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de elektronische handtekening niet verifieerbaar was, wat betekent dat niet kon worden gegarandeerd dat de maatregel was opgelegd door de bevoegde ambtenaar.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en oordeelt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was van 16 november 2023 tot en met 24 november 2023. Eiser heeft recht op een schadevergoeding van € 900,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en daarnaast een vergoeding van € 1.674,- voor de proceskosten. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt de Staat der Nederlanden tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten aan eiser.