Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eisers], V-nummers: [# 1] respectievelijk [# 2] , eisers
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eisers, de vader en moeder van referent, hebben een mvv aangevraagd om bij hun zoon, die sinds 14 juli 2020 een asielvergunning in Nederland heeft, te kunnen verblijven. De rechtbank constateert dat er sprake is van familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, en dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de belangenafweging ten nadele van eisers is uitgevallen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en vernietigt het bestreden besluit van verweerder. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak aan eisers een mvv te verlenen.
De rechtbank behandelt de feiten van de zaak, waaronder de afwijzing van de mvv-aanvraag door verweerder en de eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht die het bezwaar van eisers gegrond verklaarde. De rechtbank benadrukt dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM moet worden getoetst en dat verweerder niet voldoende heeft onderbouwd waarom de gezinsband tussen eisers en referent minder hecht zou zijn. De rechtbank concludeert dat de objectieve belemmering om het gezinsleven in Pakistan uit te oefenen zwaar weegt in de belangenafweging, en dat de economische belangen van Nederland niet opwegen tegen het recht op gezinsleven van eisers.
De rechtbank herroept het primaire besluit en bepaalt dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eisers.