ECLI:NL:RBDHA:2023:19099

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
SGR 22/5684
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van omgevingsvergunning voor een dakterras wegens strijd met het bestemmingsplan houdt stand

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het legaliseren van een dakterras op zijn woning. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Katwijk afgewezen, omdat het dakterras in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. Eiser had het dakterras zonder vergunning gebouwd en verzocht om legalisatie. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat het dakterras niet voldoet aan de voorwaarden van het kruimelgevallenbeleid van de gemeente Katwijk. Eiser stelt dat het dakterras niet in strijd is met het bestemmingsplan en doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van gelijke gevallen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de vergunning op goede gronden is gedaan, omdat het dakterras leidt tot een aantasting van het dorpse karakter en de privacy van omwonenden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de weigering van de omgevingsvergunning.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5684

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: J.J.P. van der Vlist)
en

het college van burgemeester en wethouders van Katwijk, verweerder

(gemachtigde: mr. A.C. van der Gugten).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel:
[derde-partij 1]uit [woonplaats] en
[derde-partij 2] en [derde-partij 3]uit [woonplaats].

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het legaliseren van het dakterras op zijn woning aan de [adres] te [plaats].
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 22 april 2022 afgewezen. Bij het bestreden besluit van 16 augustus 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser deels gegrond verklaard en de motivering van het primaire besluit deels gewijzigd. De omgevingsvergunning is daarbij geweigerd gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Derde-partijen hebben ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij [derde-partij 2] en [derde-partij 3] is verschenen.

Waar gaat de zaak over?

2. Eiser woont aan de [adres] te [plaats]. De woning van eiser heeft een kleine tuin met weinig zon. Om zijn leefgenot te vergroten heeft hij een dakterras gebouwd op het dak van zijn woning. Dit dakterras heeft hij gebouwd zonder een omgevingsvergunning.
2.1.
Derde-partijen zijn de achterburen van eiser. Zij ervaren overlast van het dakterras, omdat zij vinden dat hun privacy wordt aangetast. Volgens derde-partijen is er vanaf het dakterras zicht op hun tuinen en inkijk in de slaapkamer en de badkamer. Zij hebben verweerder daarom verzocht om handhavend op te treden tegen het dakterras. Eiser heeft daarop op 11 november 2021 alsnog een omgevingsvergunning aangevraagd ter legalisering van het dakterras.
2.2.
Verweerder heeft de aangevraagde vergunning geweigerd. Volgens verweerder is het dakterras in strijd met het bestemmingsplan. Verweerder heeft vervolgens geconstateerd dat niet kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. De aanvraag past volgens verweerder niet binnen het kruimelgevallenbeleid en verweerder heeft geen aanleiding gezien om af te wijken door middel van de kruimelgevallenregeling in het Besluit omgevingsrecht (Bor). In dat kader heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een aantasting van het dorpse karakter van de omgeving, dat de aantasting van de privacy van omwonenden te groot is, en dat de vergunningverlening tot ongewenste precedentwerking zou leiden. De goede ruimtelijke ordening staat daarmee in de weg aan het afwijken van het bestemmingsplan.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn aanvraag. Eiser voert aan dat het dakterras niet in strijd is met het kruimelgevallenbeleid van de gemeente Katwijk. Bovendien had verweerder op grond van de kruimelgevallenregeling van artikel 4 van bijlage II bij het Bor een omgevingsvergunning kunnen verlenen. Ten slotte doet eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Kruimelgevallenbeleid
4. De rechtbank stelt vast, en tussen partijen is ook niet in geschil, dat het dakterras in strijd is met het bestemmingsplan “Katwijk aan Zee 2015”. Op het perceel van eiser ontbreekt immers de aanduiding voor een dakterras. Bovendien is het dakterras hoger dan de maximaal toegestane bouwhoogte die vast is gelegd in het bestemmingsplan.
4.1.
De gemeente Katwijk heeft voor het afwijken van het bestemmingsplan voor de zogenaamde kruimelgevallen het “Beleid kruimelgevallen 2015” vastgesteld. In dit beleid staat dat wanneer een aanvraag past binnen dit beleid, er medewerking zal worden verleend aan een afwijking van het bestemmingsplan en dat er dan geen nadere afweging noodzakelijk is. Voor een dakterras staat in het beleid het volgende:
Akkoord onder de voorwaarden dat (…)
Er sprake is van een dakterras, en
- deze gerealiseerd wordt op een aan- of uitbouw dan wel een aangebouwd bijgebouw, en
- de aan- of uitbouw dan wel een aangebouwd bijgebouw is voorzien van een plat dak, en
- de dakterras afscheiding maximaal 1.00 meter hoog wordt.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat het dakterras is gebouwd op een hoofdgebouw. Daarmee voldoet het niet aan de voorwaarden van het kruimelgevallenbeleid. Dat eiser vindt dat op zijn hoge dakterras minder kijkhoeken ontstaan dan op een lager dakterras, betekent niet dat daarmee wel aan de voorwaarden is voldaan. Dat betekent dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat met toepassing van het Beleid kruimelgevallen 2015 de omgevingsvergunning niet kan worden verleend. Verweerder heeft daarom een aanvullende beoordeling gedaan om te kijken of de omgevingsvergunning kan worden verleend met toepassing van de kruimelgevallenregeling in artikel 4, van bijlage II bij het Bor.
Kruimelgevallenregeling Bor
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte niet heeft willen afwijken van het bestemmingsplan met toepassing van de kruimelgevallenregeling in artikel 4, van bijlage II bij het Bor. Op grond van dit artikel kan immers een omgevingsvergunning worden verleend voor een dakterras. Volgens eiser leidt het dakterras niet tot een afbreuk van het dorpse karakter, is er geen sprake van onevenredige aantasting van de privacy van omwonenden en is van precedentwerking evenmin sprake.
5.1.
Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [1]
5.2.
Vast staat dat het dakterras van eiser ligt op het dak van zijn woning. Het dakterras beslaat ongeveer de helft van de oppervlakte van het dak. Tussen het dakterras en de dakrand bevindt zich ongeveer 1,5 meter. Aan de zuidkant van het dak, richting de woningen van de achterburen, heeft het dakterras een borstwering van 1,6 meter hoog. De woningen van de achterburen liggen ongeveer op tien meter afstand. Tussen partijen is niet geschil dat er vanaf het dakterras inkijk is in de slaapkamer en badkamer van de achterburen.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het dakterras zorgt voor een aantasting van het dorpse karakter. Het dakterras is op afstand zichtbaar van alle kanten en heeft daarmee een stevige impact op de uitstraling van de woning van eiser. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen vinden dat dit niet past in een dorpse omgeving. Een dakterras leidt bovendien tot een intensiever gebruik van het dak. Verweerder heeft het in redelijkheid niet passend kunnen vinden dat in een dorpse omgeving gebruik wordt gemaakt van het dak van een woning door daarop (intensief) te recreëren. Dat er voor het dakterras een positief welstandsadvies is afgegeven leidt niet tot een ander oordeel. Dat is nu eenmaal een andere toets dan de vraag of het dakterras past binnen het karakter van een dorp.
5.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het dakterras tot een onaanvaardbare privacy-aantasting leidt. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat vanaf het dakterras zicht bestaat op de tuinen van de achterburen. Eiser heeft weliswaar door het plaatsen van een borstwering en door het neerzetten van planten ervoor gezorgd dat er enige beschutting is, maar dit maakt niet dat eiser helemaal niet meer in de tuinen kan kijken vanaf het dakterras. Eiser heeft op zitting ook erkend dat het mogelijk is om langs de planten te kijken en dan zijn achterburen te zien in de tuin. Verder is niet in geschil dat er vanaf het dakterras inkijk bestaat in de slaapkamer en badkamer van de achterburen. De rechtbank begrijpt dat eiser er niet op uit is om in de tuin en kamers van zijn achterburen te kijken, maar dit maakt niet dat er geen aantasting is van hun privacy. Het dakterras zorgt ervoor dat zijn achterburen altijd rekening moeten houden met de kans dat er iemand bij hen naar binnen kijkt. De achtburen hebben op zitting ook toegelicht dat zij er constant van bewust zijn dat er iemand vanaf het dakterras bij hen naar binnen of in de tuin kan kijken. De rechtbank overweegt dat dit ook al een aantasting van de privacy kan zijn, ook als eiser zijn best doet om niet bij de achterburen naar binnen te kijken. Mede gelet op de korte afstand tussen de huizen heeft verweerder zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat dit een onaanvaardbare situatie oplevert. Dat eiser vanuit zijn slaapkamer ook zicht heeft in de woningen van de achterburen, leidt niet tot een ander oordeel. Dat de achterburen al een bepaalde inbreuk op hun privacy moeten accepteren, betekent niet dat die aantasting daarom mag worden vergroot.
5.4.1.
De rechtbank overweegt dat eiser voorstellen heeft gedaan om schermen te plaatsen of om tot een andere oplossing te komen om de aantasting van de privacy te verminderen, maar dat verweerder hierin in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om de omgevingsvergunning alsnog (aangepast) te verlenen. Het is fijn dat eiser met zijn achterburen in gesprek wil om tot een oplossing te komen. Verweerder heeft echter in redelijk kunnen vinden dat het plaatsen van extra schermen geen goede oplossing is. Daarmee wordt de aantasting van de privacy mogelijk verminderd, maar neemt de ruimtelijke impact van het dakterras toe. Dit leidt tot een verdere aantasting van het dorpse karakter. Dat heeft verweerder onwenselijk mogen vinden.
5.5.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de verlening van de omgevingsvergunning kan leiden tot precedentwerking. Niet in geschil is dat er meerdere huizen in de buurt zijn met een plat dak en dat er geen vergelijkbare dakterrassen zijn. Als verweerder deze vergunning zou verlenen, wordt het voor verweerder moeilijker om soortgelijke aanvragen te weigeren.
Tussenconclusie
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft kunnen concluderen dat het dakterras in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank begrijpt dat eiser veel plezier beleeft aan het dakterras en het jammer vindt als dit moet worden verwijderd. De rechtbank overweegt dat verweerder echter in redelijkheid aan het belang van eiser geen doorslaggevend gewicht heeft hoeven toekennen. Van onevenredig nadelige gevolgen is geen sprake.
Gelijkheidsbeginsel
7. Eiser doet verder een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Eiser heeft in beroep een aantal foto’s overlegd van woningen in de omgeving met balkons. Verder wijst eiser op een dakopbouw op de woning aan de Voorstraat 138. In al deze gevallen is er ook sprake van inkijk in omliggende tuinen en woningen. Eiser begrijpt niet waarom zijn vergunningaanvraag is geweigerd, terwijl dit soort situaties wel worden toegestaan door verweerder.
7.1.
De rechtbank overweegt dat geen sprake is van gelijke gevallen. In geen van de door eiser genoemde gevallen gaat het om een dakterras. Bij een balkon of een dakopbouw kan er weliswaar ook inkijk zijn in omliggende tuinen en woningen, maar dat maakt niet dat sprake is van gelijke gevallen. Bij een balkon gaat het om een veel kleiner oppervlakte dan bij een dakterras, waardoor er ook beperkingen zijn aan de intensiteit van het gebruik. Een dakterras kan vanwege zijn omvang worden gebruikt door een veel groter aantal mensen tegelijk dan een balkon. Verder is er bij de dakopbouw alleen inkijk in de naastgelegen woningen en tuinen door de ramen, terwijl bij een dakterras de inkijk er is vanaf elke plek. Eiser gaat er bovendien aan voorbij dat er de omgevingsvergunning niet alleen is afgewezen vanwege privacyaspecten, maar ook vanwege de ruimtelijke uitstraling op de dorpse omgeving. De ruimtelijke uitstraling van een balkon of een dakopbouw is niet gelijk aan die van een dakterras, zodat ook om die reden geen sprake is van gelijke gevallen.
Heroverweging en vertrouwensbeginsel
8. Eiser stelt zich tot slot op het standpunt dat verweerder bepaalde verwachtingen heeft gewekt bij eiser door in het primaire besluit de volgende zin op te nemen: “Gezien de locatie en het pand is onder voorwaarde een dakterras voorstelbaar”. Eiser begrijpt niet waarom verweerder plots afstand heeft gedaan van dit standpunt en hier niet meer op terugkomt.
8.1.
Uit artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat op grondslag van het bezwaar een heroverweging plaatsvindt en dat de bezwaarschriftenprocedure is bedoeld voor een volledige heroverweging van het primaire besluit. Een volledige heroverweging betekent dat verweerder zich mag bedenken en mag terugkomen op de door eiser genoemde zin. Zoals verweerder in het verweerschrift benadrukt, is deze zin niet terug te vinden in het bestreden besluit, omdat de motivering in dat besluit is aangepast. De rechtbank begrijpt het standpunt van verweerder zo dat inmiddels duidelijk was dat de voorwaarden waaronder het dakterras voorstelbaar was, niet aanwezig waren en dat deze zin daarom niet langer relevant was. Eisers betoog slaagt daarom niet. Voor zo ver eiser hiermee een beroep doet op het vertrouwensbeginsel overweegt de rechtbank dat verweerder geen toezegging heeft gedaan dat de omgevingsvergunning zou worden verleend, maar vooral heeft aangegeven dat er bepaalde voorwaarden zitten aan de toelaatbaarheid van een dakterras op de relevante locatie. Alleen daarom al kan een beroep op het vertrouwensbeginsel niet slagen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep van eiser is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. J. van Seters, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2955.