9.5Uit deze overwegingen volgt dat verweerder in de betreden besluiten ten onrechte heeft geoordeeld dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen, omdat de authenticiteit van de door eisers overgelegde documenten niet kan worden vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat deze overwegingen geen stand kunnen houden in het licht van het arrest LH. Verweerder heeft zich hiermee onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de door eisers overgelegde documenten geen nieuwe elementen of bevindingen zijn. De bestreden besluiten zijn daarom gebrekkig gemotiveerd.
10. Daarnaast is de overweging in de bestreden besluiten dat eisers niet gehoord hoefden te worden omdat de authenticiteit van de documenten niet kan worden vastgesteld, niet langer houdbaar. Uit het arrest LH volgt dat als verweerder in het kader van de beoordeling van de ontvankelijkheid (stap 1, fase 1 en fase 2) de vreemdeling niet in de gelegenheid stelt om te worden gehoord, hij uitdrukkelijk moet motiveren waarom een gehoor in dat specifieke geval niet nodig is voor een zorgvuldige voorbereiding van het besluit.Dat heeft verweerder niet gedaan, en ook op dit punt zijn de bestreden besluiten onvoldoende gemotiveerd.
Vergoeding kosten contra-expertise
11. Eisers verzoeken verweerder te veroordelen tot vergoeding van de kosten van € 1.089,- die zijn gemaakt door het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) voor het opstellen van de contra-expertise van 3 juni 2020. Zij stellen dat deze kosten noodzakelijk zijn geweest in het kader van deze procedure.
12. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is om deze kosten te vergoeden. Volgens verweerder moet de vraag of deze kosten als ‘buitengewone kosten’ voor vergoeding in aanmerking komen, worden beantwoord aan de hand van de in artikel 17 van de Regeling Verstrekkingen Asielzoekers 2005 (‘RVA’) neergelegde criteria. Dat betekent dat de gemaakte kosten ‘noodzakelijk’ moeten zijn en dat aan de asielzoeker toestemming moet zijn verleend voor het maken van deze kosten. Volgens verweerder kan het NFO-onderzoek niet als noodzakelijk worden aangemerkt en is voorafgaand aan de contra-expertise geen toestemming gegeven.
13. De rechtbank overweegt dat artikel 17 van de RVA in dit geval niet toepassing is, omdat deze regeling ziet op een aanvraag die een asielzoeker bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers kan indienen voor het vergoeden van buitengewone kosten in het kader van de opvang. Het gaat hier om de vraag of de door eisers gemaakte kosten voor een deskundige op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Volgens vaste rechtspraakkomen deze kosten voor vergoeding in aanmerking als het inroepen van die deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn.
14. Eisers hebben de kosten voor de contra-expertise gemaakt ten behoeve van het aantonen van de authenticiteit van de door hen als nieuwe elementen of bevindingen overgelegde documenten. Omdat het Bureau Documenten heeft geconcludeerd dat zij geen uitspraak over de authenticiteit van de betreffende documenten kon doen en deze bewijslast bij eisers ligt, is het inroepen van deze deskundige naar het oordeel van de rechtbank redelijk geweest. De rechtbank stelt vast dat verweerder de hoogte van de kosten niet heeft betwist. De rechtbank vindt het bedrag niet onredelijk en zal verweerder daarom veroordelen tot het vergoeden van deze kosten aan eiser.
15. De aanvragen zijn ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. Gelet op de aard van het gebrek ziet de rechtbank geen mogelijkheid de geschillen nu finaal te beslechten. Verweerder zal nieuwe besluiten moeten nemen op de asielaanvragen van eisers met inachtneming van deze uitspraak.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor de nadere zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Daarbij is sprake van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
17. Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eisers gemaakte kosten aan het NFO, voor het bedrag van € 1.089,-.