ECLI:NL:RBDHA:2023:19068

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
AWB 23/8126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinshereniging

Op 7 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van meerdere eisers van Syrische nationaliteit tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers hadden aanvragen ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinsleden bij een referent in Nederland te verblijven. De aanvragen waren ingediend op 27 augustus en 7 november 2022. De staatssecretaris had niet tijdig op deze aanvragen beslist, wat leidde tot een ingebrekestelling door de eisers op 6 juli 2023. Na het indienen van een beroep op 21 juli 2023, heeft de staatssecretaris op 17 november 2023 een verweerschrift ingediend, waarop de eisers hebben gereageerd.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank oordeelde dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat de eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit was overschreden en dat de staatssecretaris niet aan de ingebrekestelling voorbij kon gaan. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend te maken, met een mogelijkheid tot verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De hoogte van de verbeurde dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn vastgesteld op € 418,50, en heeft bepaald dat het betaalde griffierecht van € 184,- aan de eisers moet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/8126

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2023 in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer] ,

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [nummer]
allen van Syrische nationaliteit, eisers,
(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Eisers hebben 27 augustus 2022 en 7 november 2022 aanvragen ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinsleden bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij brief van 6 juli 2023 hebben eisers de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvragen. Eisers hebben vervolgens op 21 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Bij brief van 17 november 2023 heeft de staatssecretaris een verweerschrift ingediend. Eisers hebben hierop op 17 november 2023 gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Voordat eisers beroep kunnen instellen tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag, moeten eisers schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op hun aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kunnen eisers beroep instellen.
5. Referent heeft op 6 juli 2023 op elektronische wijze een klacht ingediend. De tekst daarvan luidde: “
Mijn aanvraag voor gezinshereniging is op 27/02/2023 verlopen en ik heb geen antwoorden gekregen.”Eisers betogen dat die klacht moet worden aangemerkt als een geldige ingebrekestelling, omdat de staatssecretaris in zijn reactie op de klacht het gerechtvaardigde vertrouwen heeft opgewekt dat de klacht als ingebrekestelling is aangemerkt.
6. De staatssecretaris werpt tegen dat artikel 2:15, eerste lid van de Awb hem de bevoegdheid geeft om de digitale weg voor een bericht – in dit geval de ingebrekestelling – niet open te stellen. De staatssecretaris heeft het indienen van een klacht via de elektronische weg mogelijk gemaakt, maar dat voor de ingebrekestelling uitgesloten.
7. Dit betoog van de staatssecretaris slaagt niet. Weliswaar heeft hij deze bevoegdheid en heeft hij gebruik gemaakt van deze bevoegdheid. Dat betekent dat hij een via de elektronische weg ingediende ingebrekestelling mag weigeren. Maar hij moet deze weigering op grond hiervan wel zo spoedig mogelijk aan de afzender meedelen. Dat staat in artikel 2:15, vierde lid van de Awb. De staatssecretaris heeft gereageerd op de klacht, maar heeft deze weigering daarbij niet meegedeeld.
8. Uit het voorgaande volgt dat de staatssecretaris niet aan deze ingebrekestelling voorbij kon gaan. Deze is ook niet te vroeg ingediend. De aanvraag ten behoeve van eisers is ingediend op 27 augustus 2022 en 7 november 2022. De staatssecretaris moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen (artikel 2u, eerste lid, Vw). De staatssecretaris heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken, dat eisers de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
9. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
10. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft bij uitspraak van 17 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:3590) geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d Awb en tevens overwegingen gewijd aan het bepalen van een nadere termijn voor het alsnog beslissen op dergelijke aanvragen. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel, neemt de overwegingen uit voornoemde uitspraak over en ziet geen aanleiding om daar in deze zaak anders over te oordelen.
11. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat de staatssecretaris van plan is een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of informatie. De rechtbank bepaalt daarom dat de staatssecretaris binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend moet maken, tenzij de staatssecretaris binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de staatssecretaris binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend maken.
12. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
13. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eisers hebben verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op
€ 1.442,-.
14. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet de staatssecretaris het door eisers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Indien binnen die termijn wordt besloten dat nader onderzoek moet plaatsvinden, dan moet het besluit binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak bekend worden gemaakt;
  • bepaalt dat de staatssecretaris aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • stelt de hoogte van de door de staatssecretaris aan eisers verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
  • draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.