ECLI:NL:RBDHA:2023:19066

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
NL23.27395
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging tijdelijke bescherming van een Oekraïense vluchteling na besluit staatssecretaris

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 25 augustus 2023, waarin is meegedeeld dat het recht op tijdelijke bescherming van eiser, die afkomstig is uit Oekraïne, eindigt op 4 september 2023. Eiser had eerder tijdelijke bescherming gekregen op basis van de Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382. De staatssecretaris had op 3 juli 2023 zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming te beëindigen, waarop eiser zijn zienswijze heeft ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft de beëindiging van de tijdelijke bescherming beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser, die op 23 februari 2022 een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne had, was gevlucht na de inval van Rusland en had asiel aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris had eerder meegedeeld dat de tijdelijke bescherming per 4 maart 2023 zou eindigen, maar deze was verlengd tot 4 september 2023. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming voor de groep waartoe eiser behoort, te beëindigen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27395

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

gemachtigde: mr. K. Jansen).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van 25 augustus 2023 waarbij de staatssecretaris aan eiser heeft medegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming, als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG (de Richtlijn) [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 (het Uitvoeringsbesluit), [2] eindigt op 4 september 2023.
1.1.
Op 3 juli 2023 heeft de staatssecretaris zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen. Eiser heeft zijn zienswijze ingebracht. Vervolgens is het bestreden besluit genomen, waartegen het beroep zich richt.
1.2.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

2. De rechtbank beoordeelt de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgenden feiten.
3.1.
Eiser komt uit [land]. Eiser woonde in Oekraïne. Hij had op 23 februari 2022 een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne. Na de inval van Rusland in Oekraïne is eiser gevlucht en heeft op 2 augustus 2022 asiel aangevraagd in Nederland. Eiser kwam in aanmerking voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn en het onderliggende Uitvoeringsbesluit.
3.2.
Bij brief van 25 november 2022 heeft de staatssecretaris aan eiser meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming per 4 maart 2023 zou worden beëindigd. Bij brief van 17 februari 2023 heeft de staatssecretaris meegedeeld dat de tijdelijke bescherming tot 4 september 2023 zou worden verlengd.
3.3.
Op 3 juli 2023 heeft de staatssecretaris zijn voornemen kenbaar gemaakt om de tijdelijke bescherming van eiser op 4 september 2023 te beëindigen, omdat hij tot de facultatieve groep behoort. Eiser heeft zijn zienswijze op het voornemen gegeven.
4. De staatssecretaris heeft bij het bestreden besluit bepaald dat het recht van eiser op tijdelijke bescherming op 4 september 2023 eindigt. Derdelanders die op 23 februari 2022 een tijdelijk verblijfsrecht hadden in Oekraïne en voor 19 juli 2022 waren ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) vallen namelijk per 4 september 2023 niet meer onder de doelgroep van de Richtlijn. De staatssecretaris ziet in de bevoegdheid die in artikel 7 van de Richtlijn aan de lidstaten is gegeven om aan meer categorieën van ontheemden tijdelijke bescherming te verlenen, ook een bevoegdheid om op een dergelijke beslissing terug te komen en de tijdelijke bescherming weer te beëindigen. Volgens de staatssecretaris staan het (Unierechtelijke) rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel niet aan de beëindiging van de tijdelijke bescherming in de weg.
5. Bij uitspraak van 30 oktober 2023 heeft deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd was de tijdelijke bescherming voor de groep die is aangeduid als facultatieve groep, waaronder eiser valt, te beëindigen [3] . Ook is er geen aanleiding gezien prejudiciële vragen te stellen.
5.1.
Hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd, namelijk dat de staatssecretaris niet zelfstandig bevoegd is om de aan eiser verleende tijdelijke bescherming te beëindigen, is betrokken in de MK-uitspraak van 30 oktober 2023. De rechtbank ziet in hetgeen door eiser naar voren is gebracht geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris geen gebruik kon maken van de bevoegdheid de tijdelijke bescherming te beëindigen.
5.2.
Onder verwijzing naar de MK-uitspraak (overweging 7.2) is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft kunnen afzien van een individueel gehoor. De rechtbank is daarom van oordeel dat het besluit niet onzorgvuldig is voorbereid.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van A. Hoekstra, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.