ECLI:NL:RBDHA:2023:1904

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
SGR 22/1742
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de WIA en de rol van het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2023, in de zaak SGR 22/1742, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV behandeld. Eiser had een loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA ontvangen, maar het UWV oordeelde dat hij wel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Eiser, die zich ziek had gemeld vanwege psychische klachten, was het niet eens met deze beoordeling en voerde aan dat er sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. De rechtbank beoordeelt of het UWV terecht heeft geoordeeld dat er geen duurzame arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank concludeert dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat de medische situatie van eiser op 5 april 2021 voldoende is onderkend. De verzekeringsarts B&B heeft de medische belastbaarheid van eiser op overtuigende wijze gemotiveerd en er zijn geen nieuwe medische gegevens die de conclusie van het UWV kunnen weerleggen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en dat de proceskosten niet worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1742

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. B. el Ouath),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).

Inleiding

Het UWV heeft eiser per 5 april 2021 een loonaanvullingsuitkering op grond van Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar van 2 februari 2022 (het bestreden besluit).
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met verweerschriften en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als verkoopmedewerker voor 38 uur per week. Op 24 mei 2018 heeft eiser zich ziekgemeld voor dit werk vanwege psychische klachten. Het UWV heeft eiser vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Met het besluit van 23 juni 2020 heeft het UWV eiser een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het UWV oordeelde dat er sprake was van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Vervolgens heeft het UWV met het besluit van 20 januari 2021 bepaald dat de loongerelateerde uitkering van eiser wordt omgezet naar een loonaanvullingsuitkering, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid 80 tot 100% blijft. Eiser is hiertegen in bezwaar gegaan. Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 5 april 2021 wel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 31 januari 2022
.

Wat vindt eiser

5. Eiser is het niet eens met het UWV. Allereerst verzoekt hij de rechtbank de gronden van het bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen. Verder voert eiser aan dat hij ernstig ziek is en dat de verwachting dat hij beter kan/zal worden niet aanwezig is. Er is sprake van duurzame arbeidsongeschiktheid. Alle intensief betrokken partijen, zoals familieleden, artsen en behandelaars zijn het er unaniem over eens dat er sprake is van een ernstige psychiatrische ziekte. De bebloede machtiging is daarvan het bewijs. Eiser is al jaren in behandeling bij een psychiater van de GGZ, zonder resultaat. Er is sprake van een verslechtering op zowel geestelijk als fysiek vlak. Eiser heeft een mailwisseling tussen zijn gemachtigde en zijn psychiater en een brief van zijn huisarts overgelegd. Ook heeft eiser een brief van zijn familie overgelegd waarin zijn situatie wordt beschreven. Eiser voert aan dat het UWV informatie had moeten opvragen bij de artsen. Daarnaast had het UWV een eigen psychiater naar de stukken moeten laten kijken om een zorgvuldig besluit te kunnen nemen. Het besluit is volgens eiser in strijd met het evenredigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Tot slot wenst eiser, indien de rechtbank van mening is onvoldoende bewijs te hebben om het besluit te vernietigen, een onafhankelijke onderzoeker de opdracht te geven in contact te komen met de behandelaars en een beslissing te nemen.

Wat vindt de rechtbank

6. De vraag is of het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser wel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 5 april 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
7. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 5 april 2021 wel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. De verzekeringsarts B&B heeft eiser niet gezien of gesproken. Zoals in het beroepschrift ook is vermeld was eiser vanwege zijn klachten niet beschikbaar voor een gesprek of controle. Uit het rapport van de primaire verzekeringsarts van 7 december 2021 blijkt dat eiser wel is opgeroepen voor een spreekuur maar dat hij niet is verschenen. Uit datzelfde rapport blijkt ook dat het niet mogelijk was om recente medische informatie op te vragen bij de psychiater, omdat er geen machtiging was verstrekt.
10. Eiser voert aan dat de verzekeringsarts B&B informatie had moeten opvragen bij artsen. Het UWV wijst erop dat de verzekeringsarts informatie wilde opvragen, maar dat dit vanwege het ontbreken van de machtiging niet mogelijk was. Het UWV geeft aan dat hoewel zij begrip heeft voor de moeilijke situatie, het op de weg van de familie zou liggen om in verband met de handelingsonbekwaamheid van eiser een curator aan te vragen. De rechtbank kan het UWV volgen. De rechtbank is van oordeel dat het UWV zich voldoende heeft ingespannen om informatie van de behandelaar te verkrijgen. Het is aan eiser om de machtiging te verstrekken.
11. Daarnaast voert eiser aan dat het UWV een eigen psychiater naar de stukken had moeten laten kijken. De rechtbank is dat niet met eiser eens. In artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA staat dat de beoordeling of en in hoeverre een verzekerde arbeidsongeschikt is wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Daaruit volgt dat het medische onderzoek door een verzekeringsarts wordt gedaan. Daarnaast blijkt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dat het tot de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts behoort om medische informatie te vertalen naar arbeidsbeperkingen. [1] Dit geldt ook voor de duurzaamheid van de beperkingen.
12. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B zorgvuldig en op een duidelijke manier de naar voren gebrachte psychische klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling.
De beoordeling van de belastbaarheid en de duurzaamheid
13. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B op basis van de beschikbare informatie, de medische belastbaarheid van eiser op 5 april 2021 en het niet duurzaam zijn van de beperkingen in het rapport van 31 januari 2022 op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B is van oordeel dat er geen argumenten zijn om af te wijken van het primaire oordeel dat eiser op 5 april 2021 volledig arbeidsongeschikt is. Verder doorloopt de verzekeringsarts B&B het Stappenplan met betrekking tot duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen. Hij stelt dat er met de beschikbare medische informatie vanuit moet worden gegaan dat er een redelijk tot goede verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden. Er is volgens hem dus geen sprake van duurzame arbeidsongeschiktheid. De diagnose depressie, eenmalig met psychotische kenmerken zorgt niet uit de aard zelf voor een stabiel of progressief verlopend ziektebeeld. De psychiater van eiser geeft aan dat er behandelmogelijkheden zijn, maar dat deze niet voldoende ingezet konden worden, deels door wilsonbekwaamheid. Verbetering van de belastbaarheid is daarmee niet uit te sluiten volgens de verzekeringsarts B&B. Voor een keuze tussen een redelijke of goede verwachting van verbetering binnen een jaar, of dat verbetering niet of nauwelijks is te verwachten stelt de verzekeringsarts B&B dat er meer medische informatie nodig is over onder andere het beloop, de huidige gezondheidstoestand en het huidig functioneren. Dat betekent volgens de verzekeringsarts B&B dat ook met de huidige en op datum in geding beschikbare medische informatie er vanuit moet worden gegaan dat er een redelijke of goede verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.
14. Volgens eiser is er wel sprake van duurzame arbeidsongeschiktheid. Eiser heeft een mailwisseling tussen zijn gemachtigde en zijn psychiater en een brief van zijn huisarts overgelegd. Ook heeft eiser een brief van zijn familie overgelegd.
15. De verzekeringsarts B&B stelt in zijn rapport van 17 juni 2022 dat de in beroep overgelegde medische informatie geen aanleiding geeft om zijn standpunt te wijzigen. Volgens de verzekeringsarts B&B volgt uit de mailwisseling en de brief niet dat sprake is van een stabiel of progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Integendeel, de psychiater ziet nog opties. Volgens de verzekeringsarts B&B blijkt uit de mails van de psychiater dat er in ieder geval twee ziekte-onderhoudende factoren zijn: het slepende arbeidsconflict en de weerstand tegen een verplichte GGZ-opname. Dat zijn twee factoren die aangegrepen (hadden) kunnen worden volgens de verzekeringsarts B&B. In reactie op de brief van de familie van eiser stelt het UWV in het aanvullend verweerschrift van 3 februari 2023 dat de stelling dat de medische beperkingen onjuist zijn vastgesteld niet wordt onderbouwd door (nieuwe) medische gegevens. Het UWV ziet daarom geen aanleiding het standpunt te wijzigen.
16. De rechtbank is van oordeel dat verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 17 juni 2022 voldoende heeft gemotiveerd dat ook de informatie van de behandelaars die eiser in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om aan te nemen dat de beperkingen duurzaam zijn. De rechtbank kan het UWV ook volgen wat betreft de brief van de familie van eiser.
17. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat er op 5 april 2021 wel sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, maar dat er geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk deskundige te benoemen.

Conclusie en gevolgen

18. Het UWV heeft terecht geoordeeld dat eiser per 5 april 2021 wel volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
19. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 20 februari 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 11 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:39.