ECLI:NL:RBDHA:2023:19039

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
NL22.21199
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag buiten behandeling gesteld wegens onvoldoende medewerking van de eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de aanvraag van eiser, een Algerijnse nationaliteit, buiten behandeling is gesteld. Eiser had op 19 augustus 2021 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd eerder op 8 april 2022 buiten behandeling gesteld omdat hij tweemaal niet was verschenen voor een nader gehoor. Na een nieuwe aanvraag op 17 juni 2022, heeft eiser opnieuw gehoren gehad, maar weigerde hij om zijn asielmotieven te bespreken. De rechtbank oordeelde dat de verweerder voldoende inspanningen had verricht om de benodigde informatie te verkrijgen en dat de weigering van eiser om te verklaren over zijn asielmotieven niet als een verschoonbare reden kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht buiten behandeling was gesteld op basis van artikel 30c van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser had nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie die van wezenlijk belang was voor zijn aanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21199

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Hannink)

ProcesverloopBij besluit van 17 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met een verzoek om voorlopige voorziening (zaaknummer NL22.21200), op 5 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht vooraf niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Algerijnse nationaliteit en is geboren op [datum] 1992.
1.1.
Op 19 augustus 2021 heeft eiser asiel aangevraagd. Bij besluit van 8 april 2022 heeft verweerder de asielaanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b en c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat eiser tweemaal niet is verschenen voor een nader gehoor en vervolgens met onbekende bestemming is vertrokken.
1.2.
Op 17 juni 2022 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend door een M35-O formulier in te vullen. Op 26 september 2022 en op 7 oktober 2022 heeft eiser een nader gehoor gehad. Tijdens beide gehoren heeft eiser aangegeven dat hij niet in staat is om zijn asielaanvraag te bespreken.
1.3.
Verweerder heeft vervolgens op 7 oktober 2022 een voornemen uitgebracht, waarbij aan eiser is medegedeeld dat verweerder voornemens is om de asielaanvraag buiten behandeling te stellen omdat eiser weigert om informatie te verstrekken die van belang is voor het inhoudelijk beoordelen van de asielaanvraag.
1.4.
Eiser heeft een zienswijze ingediend op het voornemen. Daarin heeft hij onder meer betoogd dat hij tijdens de gehoren gedetineerd was en niet in staat was om in detentie over zijn asielmotieven te verklaren. Waarschijnlijk zou hij op 15 oktober 2022 weer uit detentie zijn, daarom is verzocht om een nader gehoor na die datum in te plannen.
1.5.
In het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eiser tijdens beide gehoren heeft geweigerd om de redenen van zijn asielaanvraag nader toe te lichten. Verweerder heeft daarop besloten dat het niet mogelijk is om inhoudelijk te beslissen op de asielaanvraag. Daarnaast heeft verweerder besloten om het inreisverbod dat bij het afwijzende asielbesluit van 8 april 2022 aan eiser is opgelegd in stand te laten.
2. Eiser voert aan dat hij heeft geweigerd om informatie te verstrekken tijdens de gehoren omdat hij het moeilijk vindt om over zijn geaardheid te praten. Volgens eiser heeft verweerder in strijd gehandeld met de werkinstructie WI 2021/12, waarin voorzieningen zijn opgenomen omtrent het horen van vreemdelingen die kampen met medische of psychische problemen. Het opschuiven van de gehoortermijn behoort tot de opgenomen mogelijkheden. Volgens eiser is het onbegrijpelijk dat verweerder het gehoor niet -zoals verzocht- met een maand heeft uitgesteld. Volgens eiser is het begrijpelijk dat hij moeite heeft met spreken over zijn geaardheid vanuit de gevangenis, nu hij te vrezen heeft voor mishandeling en ander ongewenst gedrag als zijn medegevangenen op de hoogte zouden raken van zijn asielmotieven. Dat die vrees gegrond is, blijkt volgens eiser uit zijn verleden
.
3. Eiser verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Haarlem van 20 juli 2022
(ECLI:NL:RBDHA:2022:8345), waarin volgens hem sprake was van een vergelijkbare situatie. Eiser betoogt dat het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd is. Eiser is verschenen bij de gehoren en heeft antwoord gegeven op de gestelde vragen. Hij heeft daarbij meerdere keren verklaard dat hij alles heeft verteld wat hij wilde vertellen. Verweerder heeft volgens eiser niet geconcretiseerd welke informatie hij nog meer van belang achtte voor het inhoudelijk beoordelen van de asielaanvraag. Daarnaast is verweerder ten onrechte voorbij gegaan aan de verklaringen omtrent zijn geaardheid, aldus eiser. Volgens eiser heeft hij bij terugkeer naar het land van herkomst te vrezen voor een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
4. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder in het bestreden besluit de asielaanvraag van eiser van 17 juni 2022 terecht buiten behandeling heeft gesteld op basis van wat bij hem op dat moment bekend was.
4.1.
Ingevolge artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw volgt dat een
aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd buiten behandeling kan worden gesteld indien de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag.
4.2.
Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
21 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:574) volgt dat verweerder tot buitenbehandelingstelling kan overgaan, als de informatie die een vreemdeling heeft verstrekt in het kennisgevingsformulier onvoldoende is om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen, en een vreemdeling ook naar aanleiding van een later verzoek om informatie, bijvoorbeeld in het voornemen, daarmee in gebreke blijft. Verweerder is in een dergelijk geval niet verplicht om een gehoor te houden en handelt niet onzorgvuldig door de aanvraag niet inhoudelijk te behandelen.
4.3.
In dit geval heeft verweerder na ontvangst van het ingevulde M35-O formulier tweemaal een gehoor gehouden met eiser. Eiser heeft zowel tijdens het gehoor op 26 september 2022 als tijdens het gehoor op 7 oktober 2022 slechts verklaard dat hij niet wil praten over zijn asielmotieven. Daarnaast heeft eiser aangegeven dat hij de gevangenis niet de juiste plek vindt voor een interview en dat hij graag een nieuw gehoor zou willen plannen een moment dat hij uit detentie is.
4.4.
De rechtbank overweegt dat eiser tijdens zijn vorige asielprocedure in enige mate heeft verklaard over zijn geaardheid. Zo heeft eiser in het nader gehoor van 15 november 2021 aangegeven dat hij in de gevangenis seks had met mannen. In de huidige procedure rekent eiser het verweerder aan dat er geen verband is gelegd tussen het feit dat hij het moeilijk vindt om over zijn geaardheid te praten en de door hem eerder afgelegde verklaring in de vorige asielprocedure omtrent de gestelde verkrachting in de gevangenis. De gemachtigde van eiser heeft in de correcties en aanvullingen op het gehoor van
26 september 2022 aangegeven dat in het algemeen uit het gesprek volgt dat hij op mannen valt, maar dat hij het lastig vindt om daarover te verklaren en dat hier ten onrechte niet op werd doorgevraagd. Verweerder heeft eiser daarop nogmaals uitgenodigd voor een gehoor op 7 oktober 2022. Echter wilde eiser tijdens dat gehoor wederom niets verklaren over zijn asielmotieven. In het voornemen van 7 oktober 2022 heeft verweerder besloten dat eiser geen verschoonbare reden heeft opgegeven waarom hij het gehoor niet tijdens zijn detentie kon houden. Naar het oordeel van de rechtbank is die gang van zaken niet als onredelijk aan te merken. Verweerder heeft voldoende inspanningen verricht om de benodigde informatie te verkrijgen door eiser twee keer te horen over zijn asielmotieven. Het feit dat eiser zich niet op zijn gemak voelde in detentie en daarom niet wilde verklaren, is naar oordeel van de rechtbank geen verschoonbare reden en dient daarom voor het risico van eiser te komen. Het lag op de weg van eiser om zelf duidelijkheid te bieden over de redenen waarom hij niet wilde praten over zijn asielmotieven. De plicht die op verweerder rust om alle benodigde informatie van eiser te krijgen om op de aanvraag te kunnen beslissen werkt niet zo ver door dat van hem verwacht wordt om dergelijke verbanden te leggen.
4.5.
De stelling dat eiser, indien zijn geaardheid bekend zou worden, in de gevangenis te vrezen heeft voor mishandeling door medegevangenen wordt niet gevolgd. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat het horen in detentie vertrouwelijk gebeurt in een afgesloten ruimte, zonder aanwezigheid van medegevangenen of een bewaker. Dat medegevangenen op de hoogte zouden raken van eisers asielmotieven, acht de rechtbank niet aannemelijk.
4.6.
Het betoog van eiser dat verweerder in strijd zou hebben gehandeld met WI 2021/12 volgt de rechtbank niet. De werkinstructie waarnaar wordt verwezen heeft betrekking op de behandeling van asielaanvragen van vreemdelingen die kampen met medische en/of psychische problematiek. In het geval van eiser is geen medisch advies uitgebracht. Evenmin heeft eiser met stukken onderbouwd dat sprake zou zijn van medische/psychische problematiek op grond waarvan extra procedurele waarborgen of voorzieningen in het kader van de asielprocedure nodig zouden zijn.
4.7.
Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank het beroep op de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 20 juli 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:8345) slagen. In die zaak had de eisende partij in het nader gehoor verklaard over zijn asielmotieven en heeft verweerder op een aantal elementen daarover doorgevraagd. Vervolgens heeft de eisende partij aangegeven dat hij niet verder wilde praten en het gehoor wilde afbreken. De rechtbank zag op voorhand niet welke informatie volgens verweerder nog ontbrak om te kunnen beslissen en waarom niet kon worden volstaan met de door eiser gegeven antwoorden en de beantwoording van de nadere vraagstelling tijdens het gehoor. Deze omstandigheden zijn in het geval van eiser niet aan de orde, temeer nu eiser in beide gehoren niet in gesprek wilde gaan over zijn asielmotieven.

Conclusie en gevolgen

5. Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet ten onrechte buiten behandeling gesteld.
6. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.