ECLI:NL:RBDHA:2022:8345

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.12123
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een Nigeriaanse vreemdeling en de motivering van de buiten behandeling stelling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over de asielaanvraag van een Nigeriaanse eiser, die eerder meerdere keren internationale bescherming had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag van eiser buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c van de Vreemdelingenwet, omdat eiser niet volledig had meegewerkt aan het nader gehoor. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd waarom de asielaanvraag buiten behandeling was gesteld. Eiser had weliswaar het nader gehoor vroegtijdig onderbroken, maar had in eerdere gesprekken zijn asielrelaas naar voren gebracht en had ook aangegeven alles te hebben verteld wat hij wilde vertellen. De rechtbank concludeerde dat er geen gegronde redenen waren om aan te nemen dat eiser zijn aanvraag impliciet had ingetrokken of dat hij niet had willen meewerken aan de procedure. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met een nadere motivering of een inhoudelijke beoordeling van eisers verklaringen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 759,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12123

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

ProcesverloopIn het besluit van 23 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure buiten behandeling gesteld.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening [1] , op 15 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond en relaas
1. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
1.1
Eiser heeft eerder op 10 maart 2019 voor het eerst verzocht om internationale bescherming in Nederland. Omdat uit Eurodac bleek dat eiser twee jaar daarvoor twee keer internationale bescherming had aangevraagd in Italië heeft verweerder de aanvraag in het besluit van 9 juli 2019 niet in behandeling genomen. Het beroep hiertegen is in de uitspraak van 7 augustus 2019 ongegrond verklaard [2] . De voorgenomen overdrachten van 16 september 2019 en 23 oktober 2019 waren geannuleerd omdat eiser niet meer traceerbaar was.
1.2
Eiser heeft op 20 november 2020 een nieuw verzoek om internationale bescherming ingediend. Verweerders verzoek aan Italië om eiser terug te nemen is door de Italiaanse autoriteiten op 19 januari 2021 afgewezen omdat de uiterste overdrachtstermijn was verstreken. Verweerder heeft eiser daarom op 21 januari 2021 laten weten hem te zullen opnemen in de nationale procedure. Eiser was toen echter niet verschenen op het nader gehoor en heeft hier geen reden voor gegeven. Verweerder heeft deze aanvraag daarom in het besluit van 15 oktober 2021 buiten behandeling gesteld. Daarnaast heeft verweerder aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar en eiser een vertrektermijn onthouden. Eiser heeft hiertegen geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3
Eiser heeft op 13 mei 2022 voor de derde keer verzocht om internationale bescherming. Deze aanvraag wordt beoordeeld in deze procedure. Eiser heeft, kort samengevat, aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd dat hij homoseksuele relaties heeft gehad en betrapt is. Eiser stelt biseksueel te zijn. Eiser kreeg na betrapt te zijn met een andere man in zijn dorp de optie om 14 jaar de gevangenis in te moeten of vermoord te worden. Eiser is toen vanuit zijn dorp gevlucht naar [plaats] . Eiser is daar betrapt met een andere jongen. Eiser is toen ontsnapt en is naar Europa gevlucht. Eiser vreest bij terugkomst gedood te worden of naar de gevangenis te moeten. Eiser vreest voor de familie van zijn laatste homoseksuele partner, de autoriteiten en de bende waar eiser lid van is.
Het standpunt van verweerder
2. Verweerder heeft de buiten behandeling stelling van de asielaanvraag van eiser gebaseerd op artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw [3] . Daarin is opgenomen dat:

Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 kan buiten behandeling worden gesteld in de zin van artikel 28 van de Procedurerichtlijn, indien:
a. de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag;
b. de vreemdeling niet is verschenen bij een gehoor en hij niet binnen een termijn van twee weken heeft aangetoond dat dit niet aan hem is toe te rekenen;
…..”
2.1
Eiser is op 3 juni 2022 nader gehoord over zijn asielaanvraag. Eiser heeft na de lunchpauze via de beveiliging aangegeven het gehoor niet te willen afmaken. Het nader gehoor is toen op 6 juni 2022 hervat, maar in de middag gaf eiser aan dat hij niet langer gehoord wilde worden omdat hij niet langer onder druk gezet wil worden en hij zich niet goed voelt. Eiser heeft ook verklaard alles gezegd te hebben wat hij wilde zeggen. Het gehoor is toen beëindigd en met eiser werd afgesproken het gehoor de volgende dag voort te zetten. Op 7 juni 2022 werd via de beveiliging meegedeeld dat eiser niet naar de hoorkamer wilde komen omdat eiser alles al had gezegd wat hij wilde zeggen. Op 8 juni 2022 is eiser nogmaals opgeroepen om het nader gehoor af te maken maar voordat er inhoudelijk kon worden gehoord werd eiser kwaad, begon hij te schreeuwen en sprak hij zijn onvrede uit over de procedure. Eiser is toen weggelopen en is niet meer teruggekomen.
2.2
Nu eiser zijn nader gehoor niet heeft willen afmaken wordt door verweerder overwogen dat eiser nalaat te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag, omdat eiser weigert om nog te antwoorden op vragen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat hij nog nadere vragen had willen stellen die van wezenlijk belang zijn voor de beoordeling van eisers aanvraag. Daarnaast is eiser herhaaldelijk niet verschenen bij een gehoor. De reden die eiser ervoor geeft is dat hij ontevreden is over de gang van zaken, maar voor verweerder zijn dit geen redenen om niet te verschijnen bij een gehoor of geen antwoord meer te geven op vragen die van wezenlijk belang zijn voor de behandeling van zijn aanvraag. Van eiser had zijn medewerking verwacht mogen worden, aldus verweerder.
2.3
Daarbij speelt ook dat de vorige asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen omdat eiser niet was verschenen bij zijn nader gehoor, wat bijdraagt aan het beeld dat eiser zich niet op een positieve manier voor de behandeling van zijn asielaanvraag wenst in te zetten.
Bespreking van het beroep
Verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is
3. Eiser stelt dat uit het dossier blijkt dat hij heeft meegewerkt aan het aanmeldgehoor van 13 pagina's en dat eiser op 3 en 6 juni 2022 heeft meegewerkt aan het nader gehoor, dat 27 pagina's telt.
3.1
De rechtbank stelt vast dat er eenmaal een aanmeldgehoor en tweemaal een nader gehoor heeft plaatsgevonden. De rapporten daarvan beslaan respectievelijk 13 en 27 pagina's. Daarnaast heeft verweerder vele vragen gesteld en heeft eiser ook geantwoord op deze vragen die zien op de verduidelijking van zijn asielrelaas. Eiser heeft aan het eind van het nader gehoor ook meerdere keren verklaard dat hij alles heeft verteld wat hij wilde vertellen over zijn redenen van vertrek uit zijn land van herkomst.
3.2
De rechtbank overweegt, gelet op die omstandigheden genoemd in rechtsoverweging 3.1, dat verweerder heeft verzuimd nader te motiveren dat de vragen die verweerder nog had willen stellen van wezenlijk belang zijn voor de beoordeling van eisers asielaanvraag. Verweerder heeft ook niet geconcretiseerd welke informatie eiser niet heeft verschaft maar wel nodig zou zijn om tot een inhoudelijke beoordeling van eisers asielaanvraag over te kunnen gaan. Eiser heeft namelijk in het nader gehoor zijn asielrelaas naar voren gebracht en verweerder is op veel elementen van zijn asielrelaas ingegaan in de nadere vraagstelling. Het is de rechtbank, zonder nadere motivering van verweerder, niet gebleken dat de beschikbare verklaringen niet voldoende zijn om tot een inhoudelijke beoordeling over te gaan.
3.3
De rechtbank verwijst ten slotte naar artikel 28 van de Procedurerichtlijn [4] , waar artikel 30c van de Vw een uitwerking van is. Daarin is opgenomen:

Wanneer er een gegronde reden is om aan te nemen dat verzoeker zijn verzoek impliciet heeft ingetrokken of dat hij impliciet van dit verzoek heeft afgezien, zorgen de lidstaten ervoor dat de beslissingsautoriteit beslist om hetzij de behandeling van het verzoek te beëindigen ofwel, mits zij het verzoek op basis van een toereikend onderzoek ten gronde overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2011/95/EU als ongegrond beschouwt, het verzoek af te wijzen.”
In eisers geval is naar het oordeel van de rechtbank geenszins gebleken dat eiser zijn verzoek om internationale bescherming impliciet heeft ingetrokken of van het verzoek zou afzien.
3.4
Verweerder heeft dus niet deugdelijk gemotiveerd waarom de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, Vw buiten behandeling had kunnen worden gesteld en zodoende bevat het besluit een motiveringsgebrek.
Niet verschijnen bij een gehoor
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder ook artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder b, Vw niet kon gebruiken om eisers asielaanvraag buiten behandeling te stellen. Eiser is namelijk bij het aanmeldgehoor en twee afspraken voor het nader gehoor wel verschenen. Bij twee vervolgafspraken van het nader gehoor is eiser niet verschenen. In zoverre verschilt de situatie van eiser met die van vreemdelingen die helemaal niet verschijnen. Verweerder had eiser niet kunnen tegenwerpen dat hij helemaal niet is verschenen.
4.1
In de Memorie van Toelichting [5] staat voorts:

In de regel zal de aanvraag definitief worden afgedaan wanneer er een nader gehoor heeft plaatsgevonden. Wanneer er geen nader gehoor heeft plaatsgevonden, zal de aanvraag buiten behandeling worden gesteld. In die gevallen is er immers doorgaans nog onvoldoende informatie beschikbaar om een inhoudelijk oordeel op te baseren.”
In eisers geval heeft er een nader gehoor plaatsgevonden en bevat het rapport 27 pagina's waarin eiser verklaart over zijn asielmotieven en verweerder veel doorvraagt. Verweerder heeft desgevraagd ter zitting niet kunnen motiveren hoe de Memorie van Toelichting zich verhoudt tot de omstandigheid dat er in eisers geval wel een nader gehoor heeft plaatsgevonden.
4.2
Om die reden bevat het besluit ook op dit punt een motiveringsgebrek en kunnen beide gronden, zonder nadere motivering, niet leiden tot het oordeel dat de aanvragen buiten behandeling worden gesteld.
Conclusie
5. De aanvraag is ten onrechte buiten behandeling gesteld. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb [6] . De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder zijn besluit nader dient te motiveren of de zaak inhoudelijk dient te beoordelen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen, met inachtneming van deze uitspraak, met een nadere motivering waarom de asielaanvraag buiten behandeling moet worden gesteld of een inhoudelijke beoordeling van eisers verklaringen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op eisers asielaanvraag, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 759,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr.A. Lopar, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer: NL22.12124
2.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam (NL19.15991)
3.Vreemdelingenwet 2000
4.Richtlijn 2013/32/EU
5.Kamerstukken II, 2014/15, 34088 nr. 3
6.Algemene wet bestuursrecht