4.3.De rechtbank zal nu de vordering van Loterijverlies per post bespreken.
a) oprichtingskosten Stichting (€ 380,-)
4.3.1.Loterijverlies wijst erop dat de Stichting moest worden opgericht om de collectieve actie te kunnen voeren. Dat op zichzelf maakt de oprichtingskosten echter geen redelijke kosten zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW ter vaststelling van de aansprakelijkheid van de Staatsloterij.
b) kosten Morand (2008 t/m 2011: € 946.598,46, 2012 t/m 2015: € 9.085.189,89 + PM en managementfees 2012 t/m 2015: € 750.000,-)
4.3.2.Loterijverlies vordert vergoeding van kosten van Morand. Het gaat allereerst om zes facturen (inclusief één creditfactuur) van Morand aan de Stichting van opgeteld € 946.598,46. De kosten zien volgens Loterijverlies op verrichte administratieve, communicatieve en juridische werkzaamheden ten aanzien van de belangenbehartiging van de deelnemers voor de periode 2008 tot en met 2011. Loterijverlies vordert daarnaast een bedrag van bijna 9,1 miljoen euro voor de kosten van administratieve en communicatieve werkzaamheden door Morand vanaf 2012 tot en met 2015. De kosten vloeien volgens Loterijverlies voort uit een op 6 januari 2012 tussen de Stichting, Loterijverlies en Morand gesloten overeenkomst, waarbij de Stichting en Loterijverlies – op basis van
no cure, no pay– opdracht aan Morand hebben verstrekt om een aantal administratieve en communicatieve werkzaamheden tegen een vaste prijs per deelnemer te verrichten. Ten slotte vordert Loterijverlies ook een bedrag van € 750.000,- voor managementwerkzaamheden door Morand in de periode 2012 tot en met 2015. Aan de werkzaamheden ligt volgens Loterijverlies een overeenkomst ten grondslag tussen Loterijverlies, de Stichting en Morand van 15 februari 2012, waarin is overeengekomen dat Morand het management van de collectieve actie uitoefent voor een vaste vergoeding van € 150.000 per jaar, op
no cure no paybasis.
4.3.3.De door Loterijverlies gevorderde, maar verder niet toegelichte kosten voor managementwerkzaamheden van Morand kunnen niet worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid in de collectieve actie.
4.3.4.Gesteld noch gebleken is dat de Stichting zelf ondersteunende werkzaamheden voor de collectieve actie heeft uitgevoerd. De rechtbank gaat ervan uit dat deze werkzaamheden, zoals Loterijverlies stelt en de Staatsloterij onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, door Morand zijn uitgevoerd.
4.3.5.De kosten van de door Morand uitgevoerde werkzaamheden ten behoeve van de collectieve actie die op 30 januari 2015 is geëindigd zijn in beginsel redelijke kosten voor het vaststellen van de aansprakelijkheid van de Staatsloterij, of ter verkrijging van een regeling buiten rechte. Aangenomen mag immers worden – en dat is ook niet gemotiveerd betwist door de Staatsloterij– dat deze werkzaamheden van nut zijn geweest om de collectieve actie te kunnen voeren en een efficiënt overleg met de Staatsloterij te kunnen voeren over een eventuele minnelijke regeling.
4.3.6.Anders dan Loterijverlies en met de Staatsloterij is de rechtbank van oordeel dat de overgelegde facturen en urenlijsten in verband met de over de periode 2008-2011 gevorderde kosten niet een voldoende inzichtelijke en betrouwbare basis vormen om met voldoende nauwkeurigheid te bepalen of en zo ja in welke mate Morand redelijke werkzaamheden ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid of ter verkrijging van voldoening buiten rechte in verband met de collectieve actie heeft verricht. Loterijverlies heeft in deze procedure bovendien, buiten overlegging van deze lijsten, nauwelijks concreet toegelicht wat er in verband met de collectieve actie precies allemaal door Morand is gedaan en waarom die werkzaamheden als redelijke kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 BW kunnen worden aangemerkt.
4.3.7.Tegelijkertijd is naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf voldoende aannemelijk dat Morand over de periode 2008 tot 2012 enige werkzaamheden heeft verricht die kwalificeren als redelijkerwijs noodzakelijke werkzaamheden ten behoeve van het vaststellen van de aansprakelijkheid van de Staatsloterij, of ter verkrijging van een regeling buiten rechte, die verder gaan dan de werkzaamheden ter instructie van de rechtszaak zelf en het voorbereiden van de processtukken van die rechtszaak, die al door middel van de proceskostenveroordeling zijn vergoed. Aangenomen mag immers worden – dat heeft Staatsloterij op zichzelf ook onvoldoende betwist – dat de door Morand ondernomen werkzaamheden om aangesloten deelnemers achter zich te scharen en namens hen actie te ondernemen richting de Staatsloterij, van nut zijn geweest om de collectieve actie te kunnen voeren en een efficiënt overleg met de Staatsloterij te voeren over een eventuele minnelijke regeling buiten rechte.
4.3.8.Wat betreft de periode 2012-2015 knoopt Loterijverlies aan bij de door haar met Morand gesloten overeenkomst van 6 januari 2012, waarin zij tegen een vaste prijs per deelnemer werkzaamheden zou verrichten: eenmalig € 5,- per deelnemer voor controle van de aanmelding inclusief mogelijk verwijdering dan wel correspondentie daarover, eenmalig € 10,- per deelnemer voor het verwerken van de betaling per aanmelding, inclusief incassokosten, aanmaningen, contact debiteur en andere werkzaamheden en jaarlijks € 13,95 per deelnemer ten behoeve van dossierbeheer en communicatiefee. Loterijverlies stelt dat in deze bedragen een kleine opslag is verdisconteerd voor het door Morand gelopen risico dat geen verhaal zal plaatsvinden. Als productie 12 heeft Loterijverlies een deelnemerslijst overgelegd, waaruit volgens haar blijkt dat zich 210.731 deelnemers hebben aangemeld en zich voor 1 januari 2012 1.660 deelnemers hebben afgemeld, zodat Morand over de jaren 2012 tot en met 2015 voor 209.071 deelnemers kosten in rekening heeft gebracht.
4.3.9.Die overeenkomst acht de rechtbank echter, in aanmerking genomen het verweer van de Staatsloterij, onvoldoende basis voor de schadebegroting. Allereerst geldt, gezien de vaststelling in het Arrest dat zich ongeveer 23.000 natuurlijke personen hadden aangemeld als deelnemer, dat niet kan worden uitgegaan van het veel hogere deelnemersaantal dat Loterijverlies noemt. Voorts is niet in geschil dat verreweg de meeste aanmeldingen voor de collectieve actie dateren van voor 2012. Het gros van de gestelde administratieve en communicatieve werkzaamheden in de periode 2012 tot en met 30 januari 2015 zal hebben bestaan uit communicatie aan de deelnemers over (de voortgang van) de collectieve actie. De rechtbank laat daarom de vaste vergoedingen van € 5 en € 10 buiten beschouwing. Loterijverlies heeft met verwijzing naar de hogere bedragen van de vergoedingen die in de WCAM-schikking inzake Ageas zijn overeengekomen, gesteld dat het jaarlijkse bedrag van € 13,95 in het licht van die vergoedingen als redelijk moet worden aangemerkt. Dit betoog gaat niet op. Loterijverlies verwijst naar in een WCAM-procedure aan de hand van de daarvoor geldende toets beoordeelde bedragen die in het kader van een schikking zijn overeengekomen. Het gerechtshof Amsterdam heeft in die procedure overwogen dat de ruime vergoedingen die de belangenorganisaties op grond van de schikking zullen verkrijgen, alle omstandigheden in aanmerking genomen, niet onredelijk zijn. Daarbij heeft het hof overwogen dat dit oordeel nu gegeven kan worden vanwege de inmiddels gegeven openheid omtrent de kosten, vergoedingen en verdienmodellen van de belangenorganisaties en de wijze waarop de schikking tot stand is gekomen. Zie gerechtshof Amsterdam, 13 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2530. De werkzaamheden waarop de jaarlijkse vergoeding voor Morand ziet, zijn alleen in algemene termen omschreven. Voorts is onduidelijk wat Morand in 2012-2015 daadwerkelijk heeft gedaan voor de collectieve actie. Zoals hiervoor is overwogen zal het gros van de werkzaamheden in deze periode hebben bestaan uit communicatie aan de deelnemers over (de voortgang van) de collectieve actie, die in deze periode al geruime tijd liep. In deze periode is het Arrest gewezen en is de cassatieprocedure gevoerd. 4.3.10.De rechtbank beantwoordt de vraag of de hoogte van de gevorderde kosten van de werkzaamheden van Morand in 2008-2015 redelijk is als volgt. In het kader van de schadebegroting gaat de rechtbank gelet op het Arrest uit van 23.000 deelnemers. Verder neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat onduidelijk is welke werkzaamheden Morand daadwerkelijk ten behoeve van de collectieve actie heeft verricht. Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat de werkzaamheden in de periode tot 2012, nu het merendeel van de aanmeldingen dateert van voor 2012, aanvankelijk van meer administratieve aard zijn geweest en daarna vooral van communicatieve aard. Al het voorgaande in samenhang bezien, begroot de rechtbank de kosten van de door Morand uitgevoerde werkzaamheden schattenderwijs op in totaal € 10 per deelnemer, dus in totaal € 230.000.
c) kosten mobiliseren deelnemers (€ 516.613,84)
4.3.11.Deze post betreft advertentie- en reclamekosten voor het werven van deelnemers. Loterijverlies stelt geen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat deze kosten redelijkerwijs noodzakelijk waren om de aansprakelijkheid van de Staatsloterij te doen vaststellen. De enkele niet onderbouwde stelling dat het vanuit financieel oogpunt nodig was meer deelnemers te werven, is daartoe niet voldoende.
d) kosten EEL (€ 2.844.270,-)
4.3.12.Deze post betreft twee facturen van EEL (hierna gezamenlijk te noemen: de EEL facturen). In het Strafvonnis is bewezen geacht dat de EEL-facturen vervalst zijn en is geoordeeld dat, voor zover de facturen al betrekking hadden op een ‘handtekeningenactie’ of een ‘update- en machtigingsactie’, de daarin genoemde bedragen geen enkele aantoonbare relatie hebben met werkelijk gewerkte uren en verrichte werkzaamheden of diensten, die EEL tegen een bedrag van ruim € 157.858,- heeft uitbesteed aan andere partijen. In het Strafvonnis is vastgesteld dat [Naam] nauw betrokken was bij het opstellen van de EEL-facturen, dat een met het bedrag van de EEL-facturen corresponderend bedrag van
€ 2.844.270,- vanaf de bankrekening van Loterijverlies is overgemaakt naar de rekening van EEL, dat EEL via Monticello Ltd (een vennootschap waarvan [Naam] UBO was) een bedrag van € 1.383.345,- heeft overgemaakt naar een notariskantoor voor de privéaankoop door [Naam] van een woning in [plaats] . De rechtbank gaat uit van de juistheid van deze vaststellingen in het Strafvonnis, die niet voldoende concreet en onderbouwd weerlegd zijn door Loterijverlies. Niet ter discussie staat dat de kennis van haar bestuurder [Naam] aan Loterijverlies kan worden toegerekend. Nu [Naam] ook betrokken was bij het opstellen van de EEL-facturen, en UBO van EEL en Monticello was, moet Loterijverlies bekend worden geacht met a) het daadwerkelijk voor de gefactureerde werkzaamheden door EEL betaalde bedrag en b) de aanwending voor privé uitgaven van [Naam] van (een deel van) het door Loterijverlies aan EEL betaalde factuurbedrag. Dit brengt met zich dat Loterijverlies in deze procedure het volledige bedrag van de EEL-facturen vordert, terwijl zij weet dat slechts een klein deel van het gefactureerde bedrag kan zijn besteed aan de collectieve actie. Dit is een ernstige schending van de waarheidsplicht, die niet weggenomen wordt door het betoog van Loterijverlies dat de koop van de woning en de mogelijkheid voor [Naam] om via EEL en Monticello een hypotheek te verkrijgen pas ter sprake kwam toen duidelijk werd dat de kosten van de ‘update- en machtingsactie’ (veel) lager zouden uitpakken dan begroot. Ook als dat zo zou zijn, vordert Loterijverlies onder (d) kosten waarvan zij weet dat die niet zijn besteed aan de collectieve actie. De rechtbank verbindt aan deze ernstige schending van artikel 21 Rv de gevolgtrekking dat de vordering met betrekking tot de EEL-facturen onmiddellijk, zonder verdere inhoudelijke beoordeling, wordt afgewezen. Daarnaast zal zij vanwege deze schending van artikel 21 Rv hierna een hogere proceskostenveroordeling bepalen(zie 4.6).
e) aanvullende juridische kosten (€ 618.248,23 en vier facturen van € 36.300,-, € 46.779,25, € 8.559,96 en € 960,96)
4.3.13.Deze post kan niet worden toegewezen. Loterijverlies laat na om tegenover de gemotiveerde betwisting door Staatsloterij door middel van een concrete toelichting duidelijk te maken waarop de door haar overgelegde facturen van advocatenkosten betrekking hebben en waarom de daarin gedeclareerde kosten kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van de aansprakelijkheid in de collectieve actie.
f)-j) aanvullende administratiekosten (€ 174.523,06), ICT-kosten (€ 115.444,93), huurpenningen, servicekosten e.d. (€ 29.628,43), reis- en verblijfkosten (€ 31.321,31), overige kosten (€ 10.820,81)
4.3.14.Deze posten zijn niet toewijsbaar. Loterijverlies stelt geen feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de algemene bedrijfsvoeringkosten zoals huur van een bedrijfsruimte, inventariskosten en ICT-kosten kunnen worden aangemerkt als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid of ter verkrijging van voldoening buiten rechte als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Datzelfde geldt voor de gevorderde aanvullende administratiekosten (die onder meer zien op ingeschakelde boekhoudbureaus en accountants), ten aanzien waarvan Loterijverlies tegenover de gemotiveerde betwisting door de Staatsloterij niet concreet en gemotiveerd stelt welke werkzaamheden precies door deze externe partijen zijn verricht en waarom de daarmee gemoeide kosten zouden moeten worden aangemerkt als buitengerechtelijke kosten in verband met de collectieve actie. De rechtbank is het daarnaast met de Staatsloterij eens dat de gevorderde reiskosten – onder meer gemaakt in verband met een verhuizing naar Guernsey – niet als buitengerechtelijke kosten in verband met de collectieve actie kunnen worden gekwalificeerd.
k) nog te maken (buitengerechtelijke) kosten
4.3.15.Loterijverlies geeft tegenover de betwisting van de Staatsloterij helemaal geen uitwerking of onderbouwing van deze kosten. Deze post wordt dan ook afgewezen.