ECLI:NL:RBOVE:2021:4867

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
C/08/258650 HA ZA 20/505
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake deskundigenonderzoek bij geschil over herbouwwaarde en verkoopwaarde van afgebrand pand

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 22 december 2021, wordt een deskundigenonderzoek gelast in een civiele zaak betreffende de herbouwwaarde en verkoopwaarde van een afgebrand pand. De eisers, vertegenwoordigd door mr. A.J. van Steenderen en mr. K.I. Dalpi, hebben een geschil met de gedaagde, een besloten vennootschap, vertegenwoordigd door advocaat P.M. Leerink. De rechtbank heeft eerder in een tussenvonnis van 1 september 2021 aangegeven dat er behoefte is aan deskundigenadvies om de schade vast te stellen. Partijen hebben echter geen overeenstemming kunnen bereiken over de benoeming van deskundigen. De rechtbank heeft daarom zelf twee deskundigen benoemd: mevrouw N. Jetten-Gronenschild en de heer A.E. de Jong, die beiden over de benodigde expertise beschikken. De rechtbank heeft de deskundigen de opdracht gegeven om de herbouwwaarde en de verkoopwaarde van het pand te taxeren, evenals de bijkomende kosten die door de brand zijn veroorzaakt. De rechtbank heeft ook de aan de deskundigen te stellen vragen geformuleerd en benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek. Het voorschot voor het deskundigenonderzoek is vastgesteld op € 21.780,00, dat door beide partijen moet worden betaald. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer : C/08/258650 HA ZA 20/505
Vonnis van 22 december 2021
in de zaak van

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
hierna gezamenlijk te noemen in enkelvoud “
[eiser 1]”,
procesadvocaat: mr. A.J. van Steenderen te Rotterdam,
behandelend advocaat: mr. K.I. Dalpi te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] ,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
hierna te noemen: “
[gedaagde]”,
advocaat: P.M. Leerink te Deventer.

1.Het vervolg van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 september 2021;
  • de akte uitlaten na tussenvonnis zijdens [gedaagde] ;
  • de akte uitlaten na tussenvonnis zijdens [eiser 1] ;
  • de antwoordakte zijdens [gedaagde] ;
  • de antwoordakte zijdens [eiser 1] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft in voornoemd tussenvonnis van 1 september 2021, samengevat weergegeven, gelet op de standpunten van partijen en de beslissingen die in dat vonnis zijn genomen, zich voorgenomen een deskundige te benoemen teneinde te adviseren over enkele punten, om te komen tot een vaststelling van de schade.
2.2.
In dat vonnis zijn partijen voorts in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
De rechtbank heeft de voorkeur uitgesproken dat partijen eensgezind een voorstel doen aan de rechtbank.
2.3.
Beide partijen hebben ieder een akte en een antwoordakte genomen waarin zij hun standpunten uiteen zetten ten aanzien van twee hoofdpunten, te weten (i) de te benoemen deskundige en (ii) de aan de deskundige te stellen vragen.
Op basis van de inhoud daarvan stelt de rechtbank het navolgende vast.
De te benoemen deskundige
2.4.
Partijen hebben overleg gevoerd teneinde overeenstemming te bereiken over de persoon van de te benoemen deskundige. Dat overleg heeft niet tot overeenstemming geleid.
Waar partijen het wel over eens zijn geworden, is dat de te benoemen deskundige over voldoende bouwkundige expertise moet beschikken en ruime ervaring moet hebben op het terrein van de vaststelling van opstalschades voor verzekeringsdoeleinden.
Voorts hechten beide partijen eraan dat de deskundige is ingeschreven in het landelijk register voor gerechtelijk deskundigen (LRGD).
2.5.
[gedaagde] stelt twee deskundigen voor, de heer [A] (verbonden aan Dekra) en de heer A.E. de Jong (verbonden aan Sedgwick). Volgens [gedaagde] zijn deze twee deskundigen objectief en onafhankelijk en beschikken zij over veel kennis en ervaring als gerechtelijk deskundigen.
[gedaagde] kan niet instemmen met de door [eiser 1] voorgestelde deskundige. Zij heeft onvoldoende vertrouwen in die deskundige, mede gelet op de complexiteit van de zaak.
2.6.
[eiser 1] stelt voor mevrouw N. Jetten-Gronenschild (werkzaam bij KakesWaal, registratienummer D0378) te benoemen als deskundige. Zij beschikt volgens [eiser 1] over ruime ervaring en expertise als schade-expert én contra-expert.
[eiser 1] maakt bezwaar tegen de benoeming van de door [gedaagde] voorgestelde deskundigen, de heer De Jong en de heer [A] . Die beide deskundigen zijn volgens [eiser 1] minder geschikt, gelet op hun ervaring. Zij taxeren bij uitstek ten behoeve van verzekeraars en verrichten géén contra-expertises. Bovendien, nóg belangrijker dan dat, zo begrijpt althans de rechtbank, protesteert [eiser 1] tegen de benoeming van die deskundigen omdat zij met regelmaat samenwerken (althans hebben samengewerkt) met de heer [D] die in de onderhavige zaak reeds betrokken is als contra-expert. Daarmee ontstaat volgens [eiser 1] de schijn van vooringenomenheid.
2.7.
In reactie daarop stelt [gedaagde] voor om twee deskundigen te benoemen, één die de voorkeur geniet van [gedaagde] (zijnde de heer De Jong of de heer [A] ) en één die de voorkeur geniet van [eiser 1] (derhalve mevrouw Jetten-Gronenschild). [gedaagde] is in dat geval bereid de helft van de kosten voor te schieten.
De beide gezamenlijk te benoemen deskundigen zullen in dat geval gezamenlijk het onderzoek uit moeten voeren en de rapportage opstellen.
[eiser 1] maakt bezwaar tegen dat voorstel van [gedaagde] .
Aangevoerd wordt dat de benoeming van twee deskundigen meer kosten met zich brengt en de voortgang van de zaak bovendien zal vertragen. Zij zullen in dat geval immers onderling afstemming moeten zoeken en overeenstemming zien te bereiken. Om die reden betoogt [eiser 1] dat de benoeming van één onafhankelijke deskundige de aangewezen weg is voor het vervolg van deze procedure.
De aan de deskundige te stellen vragen
2.8.
Beide partijen hebben in hun akten voorts, overeenkomstig de instructies van de rechtbank in voornoemd tussenvonnis, voorstellen gedaan voor de aan de deskundige te stellen vragen. Ook hier constateert de rechtbank op basis van de akten die partijen hebben genomen dat hun standpunten uiteen liggen en dat zij het niet met elkaar eens zijn. Zo maakt [eiser 1] uitdrukkelijk bezwaar tegen de door [gedaagde] uitgesproken wens om de deskundige de schade naar verkoopwaarde te laten vaststellen.
Volgens [eiser 1] is daar geen ruimte voor in deze procedure omdat voor de verzekeringsuitkering als uitgangspunt geldt de schade naar herbouwwaarde en niet de schade naar verkoopwaarde. De opstal was immers naar herbouwwaarde verzekerd, zo betoogt [eiser 1] .
In reactie hierop betoogt [gedaagde] op haar beurt dat de vaststelling van de schade op basis van verkoopwaarde wel van belang is, omdat, zo betoogt zij verder, het thans nog niet vaststaat dat daadwerkelijk herbouwd zal worden en evenmin dat aanspraak bestaat op vergoeding van de schade op basis van herbouwwaarde.
2.9.
Een ander twistpunt in dit verband is dat [gedaagde] bezwaar maakt tegen een van de zijde van [eiser 1] voorgestelde vraag die ziet op het prijspeil. Volgens [eiser 1] dient de schade niet alleen naar het prijspeil van de schadedatum te worden vastgesteld maar óók naar het huidige prijspeil. In dat verband wordt aangevoerd dat [eiser 1] zich thans geconfronteerd ziet met aanzienlijk gestegen bouwkosten, waardoor hij feitelijk niet meer kan herbouwen met een vast te stellen schadebedrag indien wordt uitgegaan van het prijspeil van 11 februari 2020. Volgens [eiser 1] is die omstandigheid te wijten aan een fout van [gedaagde] waardoor substantiële vertraging is ontstaan in de schadeafwikkeling en waardoor [eiser 1] (ook) belang heeft bij vaststelling van de schade naar het huidige prijspeil.
2.10.
Om uit deze impasse te geraken zal de rechtbank de knoop doorhakken en hierna in r.o. 2.14. de vraagstelling aan de deskundigen bepalen.
Het oordeel van de rechtbank
Te benoemen deskundigen
2.11.
Als hiervoor al gezegd zijn partijen er niet in geslaagd om gezamenlijk één deskundige voor te dragen. Zij hebben wel ieder hun voorkeur uitgesproken voor één of meer deskundigen, waarbij door [gedaagde] nog is voorgesteld om twee deskundigen te benoemen, dat wil zeggen één die de voorkeur geniet van [gedaagde] (zijnde de heer De Jong of de heer [A] ) en één die de voorkeur geniet van [eiser 1] (derhalve mevrouw Jetten-Gronenschild).
2.12.
De rechtbank volgt [gedaagde] in dat voorstel. De benoeming door de rechtbank van weer een andere gerechtelijk deskundige kost tijd en leidt tot onnodige vertraging van deze procedure. Bovendien ziet de rechtbank geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de deskundigheid van de door partijen aangedragen gerechtelijk deskundigen, die, na hun benoeming, gezamenlijk het onderzoek zullen uitvoeren en ook gezamenlijk de rapportage zullen opstellen. Dat in dat geval de deskundigen met elkaar in overleg moeten gaan en overeenstemming moeten zien te bereiken, is vanzelfsprekend en daar kan inderdaad zoals door [eiser 1] is aangevoerd, extra tijd mee gemoeid zijn.
Die omstandigheid legt evenwel onvoldoende gewicht in de schaal; partijen zullen dat met andere woorden op de koop toe moeten nemen, nu het hen niet is gelukt overeenstemming te bereiken over de voordracht van één deskundige.
2.13.
De rechtbank zal daarom hierna overgaan tot benoeming van twee van de deskundigen die partijen hebben aangedragen. Inmiddels heeft de griffier telefonisch contact gezocht met de door partijen voorgestelde deskundigen. De uitkomst daarvan is dat benoemd zullen worden tot deskundigen mevrouw N. Jetten-Gronenschild (verbonden aan KakesWaal B.V.) en de heer A.E. de Jong (verbonden aan Sedgwick B.V.).
De beide deskundigen hebben de rechtbank laten weten dat zij hun algemene voorwaarden van toepassing willen verklaren en met name persoonlijke aansprakelijkheid willen uitsluiten. De rechtbank overweegt dat de door de deskundigen genoemde algemene voorwaarden niet van toepassing zijn nu de deskundige door de rechtbank wordt benoemd. De regels voor het uit te voeren deskundigenonderzoek zullen hierna worden uitgewerkt en volgen uit de wet en de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te vinden op rechtspraak.nl). Wat betreft uitsluiting van persoonlijke aansprakelijkheid – wat wel mogelijk is – verwijst de rechtbank naar paragraaf 8.2 van de Leidraad deskundigen.
Aan de deskundigen te stellen vragen
2.14
Naar het oordeel van de rechtbank is het niet nodig om de deskundigen ook de verkoopwaarde te laten taxeren. In de eerste plaats is dit niet een discussie die in deze procedure tussen partijen is gevoerd, en is het opwerpen van dit punt daarmee tardief. In de tweede plaats heeft [eiser 1] te kennen gegeven te willen herbouwen. Er zijn geen redenen om aan die intentie te twijfelen, zodat er op dit moment ook geen reden is om de deskundigen ook de verkoopwaarde te laten taxeren.
2.15
Als peildatum voor de taxatie wordt aangesloten bij het moment van ontstaan van de schade, dus 11 februari 2020. Ook hiervoor geldt in de eerste plaats dat het standpunt dat de herbouwwaarde moet worden bepaald naar het huidig prijspeil, tardief is ingenomen. In de tweede plaats geldt dat een opstalverzekering uitkeert naar het moment dat de schade wordt geleden. Als er geen sprake zou zijn geweest van onderverzekering, zou dat ook de situatie zijn geweest, en zou de verzekeraar het (gehele) bedrag na vaststelling van de omvang van de schade hebben uitgekeerd naar het prijspeil van 11 februari 2020. Dat de uitkering, althans de schadevergoeding die [gedaagde] zal dienen te voldoen als compensatie voor de onderverzekering, thans later zal worden voldaan, wordt opgelost via vergoeding van wettelijke rente. Vertragingsschade in de uitkering van een geldbedrag, is in het Burgerlijk Wetboek immers gefixeerd op de wettelijke rente.
2.16.
De deskundigen zullen gevraagd worden de volgende vragen te beantwoorden:
Wat is naar uw gezamenlijk oordeel de hoogte van de herbouwwaarde en de verkoopwaarde van het gebouw aan de [adres] te [plaats] onmiddellijk voor en na de brand van 11 februari 2020 (derhalve uitgaande van het prijspeil op 11 februari 2020)?;
Wat zijn naar uw gezamenlijk oordeel de door de brand veroorzaakte bijkomende kosten, zoals opruimingskosten, kosten voor noodvoorzieningen, huurderving en kosten tuinaanleg/bestrating etc. uitgaande van het prijspeil op 11 februari 2020?;
Wilt u het antwoord op deze vragen per schade-/kostenpost zoveel mogelijk voorzien van een toelichting en onderbouwing, bijvoorbeeld aan de hand van bewijsstukken?;
Heeft u nog opmerkingen die voor de rechtbank voor een goede beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
2.17.
De rechtbank wijst partijen erop dat indien zij -desgevraagd of op eigen initiatief- schriftelijke opmerkingen of vragen aan de deskundigen doen toekomen, zij daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij dienen te verstrekken
De deskundigen zullen beide partijen, na hun benoeming, benaderen omtrent de uitvoering van het deskundigenonderzoek en de door hen beiden in dat verband benodigde inlichtingen en gegevens, behoudens de stukken die reeds onderdeel uitmaken van het procesdossier en die, zoals hierna wordt beslist, door de advocaten van beide partijen zullen worden verstrekt.
In het geval partijen worden benaderd voor het verstrekken van aanvullende of nog ontbrekende stukken, zullen beide partijen daartoe hun medewerking hebben te verlenen.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundigen. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
Het voorschot
2.18.
De deskundigen hebben de aan het onderzoek verbonden kosten begroot op een totaalbedrag van € 21.780,00 (incl. 21% btw en kilometervergoeding). Het voorschot zal op een bedrag van € 21.780,00 (incl. 21% btw en kilometervergoeding) worden bepaald.
De rechtbank overweegt dat -gegeven ook het uitdrukkelijke aanbod van [gedaagde] daartoe-, partijen, derhalve [eiser 1] en [gedaagde] , ieder de helft van dat voorschot dienen te betalen, derhalve ieder een bedrag van € 10.890,00 (incl. 21% btw en kilometervergoeding), in afwachting van de eindbeslissing, één en ander als hierna bepaald.
2.19.
In afwachting van het deskundigenbericht zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank:
het deskundigenonderzoek:
- beveelt een deskundigenonderzoek ter beantwoording van tenminste de hiervoor onder r.o. 2.14. geformuleerde vragen;
- benoemt tot deskundigen:
mevrouw ing. N. Jetten-Gronenschild
verbonden aan KakesWaal B.V.
Postbus 2129
1500 GC Zaandam
[e-mailadres 1]
06. [xxxxx]
en
de heer ing. A.E. de Jong
verbonden aan Sedgwick B.V.
Postbus 23212
3001 KE Rotterdam
[e-mailadres 2]
06. [xxxxx]
het voorschot:
- bepaalt dat
ieder van partijen de helftvan het voor de deskundigen bestemde voorschot, derhalve ieder
€ 10.890,00 (incl. 21% btw en kilometervergoeding) overmaakt naar de bankrekening van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), -waarvoor ieder van partijen een nota met betaalinstructies van het LDCR ontvangt-, te voldoen binnen drie weken na ontvangst van die nota;
- verzoekt partijen een afschrift van het betaalbewijs na die betaling aan de griffie van de rechtbank te doen toekomen opdat de opdracht aan de deskundigen zo spoedig mogelijk kan worden verstrekt;
- draagt de griffier op aan de deskundigen de storting van het voorschot mede te delen en bepaalt dat de deskundigen eerst met het onderzoek een aanvang behoeven te maken na het bericht van de griffier dat het voorschot door beide partijen is betaald;
het onderzoek:
- bepaalt dat de advocaten van partijen een afschrift van dit tussenvonnis alsmede een kopie van het gehele procesdossier aan de deskundigen doen toekomen;
- bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door beide deskundigen in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;
- bepaalt dat het de deskundigen vrij staat om andere deskundigen te raadplegen ten behoeve van het onderzoek;
- bepaalt dat het de deskundigen vrij staat om derden in te schakelen ter ondersteuning van de (praktische) uitvoering van het onderzoek, mits dit voor partijen kenbaar is, een en ander conform de Leidraad deskundigen in civiele zaken;
- wijst de deskundigen er op dat:
i. de deskundigen voor aanvang van het onderzoek dienen kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie);
ii. de deskundigen het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dienen aan te vangen;
iii. de deskundigen het onderzoek onmiddellijk dienen te staken en contact dienen op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
- bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen dienen te verstrekken indien deze daarom verzoeken, de deskundigen toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
het schriftelijk rapport:
- draagt de deskundigen op om uiterlijk
vier maandenna het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een door hen beiden schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
- wijst de deskundigen er op dat uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd;
- bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundigen nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
- bepaalt dat de deskundigen in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundigen daarop moet vermelden;
overig:
- draagt de griffier op de zaak op de rol te plaatsen na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht voor conclusie na deskundigenbericht, eerst aan de zijde van [eiser 1] op een termijn van vier weken, waarna [gedaagde] een antwoordconclusie zal mogen nemen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg-van Ommeren, mr. D.L. Westendorp en mr. T.J. Thurlings-Rassa, rechters, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2021. (SA)