ECLI:NL:RBDHA:2023:18978
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging tijdelijke bescherming van een Oekraïense vluchteling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 december 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, een Oekraïense vluchteling, had tijdelijk bescherming aangevraagd na de inval van Rusland in Oekraïne. De Staatssecretaris had op 17 augustus 2023 medegedeeld dat de tijdelijke bescherming van eiser zou eindigen op 4 september 2023. Eiser had eerder een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne en was op 22 augustus 2022 asiel gaan aanvragen in Nederland. De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. I. Mercanoglu, en de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. K. Jansen.
De rechtbank overweegt dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming aan de hand van de beroepsgronden van eiser moet worden beoordeeld. Eiser had geen zienswijze ingediend op het voornemen van de Staatssecretaris om de tijdelijke bescherming te beëindigen. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming voor de groep waartoe eiser behoort, te beëindigen. Eiser had aangevoerd dat hij in aanmerking zou moeten komen voor tijdelijke bescherming omdat hij getrouwd is met een Oekraïense vrouw die in Nederland tijdelijke bescherming geniet. De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake is van een gezinssituatie die in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en zijn er geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.