ECLI:NL:RBDHA:2023:18957

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
NL23.34796 en NL23.34797
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag buiten behandeling gesteld wegens onzorgvuldige besluitvorming

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buiten behandeling stelling van zijn asielaanvraag. Eiser, van Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 4 augustus 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze aanvraag op 3 november 2023 in de algemene procedure buiten behandeling gesteld. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 21 november 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser stelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat hij geen zienswijze heeft ingediend, terwijl dit wel het geval was. De rechtbank oordeelt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door de aanvraag meer dan twee jaar na de eerdere uitspraak van de rechtbank buiten behandeling te stellen zonder contact op te nemen met de gemachtigde van eiser. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.511,-. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat het beroep gegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.34796 en NL23.34797
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilder).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buiten behandeling stelling van de asielaanvraag van eiser en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser heeft op 4 augustus 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 3 november 2023 deze aanvraag in de algemene procedure buiten behandeling gesteld. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 21 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, H. Abdullah als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1996. Eiser heeft op 4 augustus 2020 een asielaanvraag ingediend. Met het besluit van 2 september 2020 heeft verweerder deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië ervoor verantwoordelijk is. [2] Op 12 november 2020 heeft deze rechtbank het beroep dat eiser tegen dit besluit heeft ingesteld gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. [3] Verweerder heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De hoogste bestuursrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard in de uitspraak van 7 september 2023. [4] Hiermee is in rechte komen vast te staan dat verweerder de asielaanvraag van eiser inhoudelijk moet behandelen.
3. Met het bestreden besluit van 3 november 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld omdat uit informatie van de AVIM [5] en het COA [6] blijkt dat eiser op 5 februari 2021 met onbekende bestemming is vertrokken.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
4. Volgens eiser is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen. Verweerder stelt ten onrechte dat hij geen zienswijze heeft ingediend terwijl dit wel het geval is. Op 31 oktober 2023 heeft zijn gemachtigde de zienswijze per post opgestuurd, omdat het op die dag niet mogelijk was de zienswijze digitaal in te dienen. Verweerder handelt onzorgvuldig door in het voornemen te stellen dat de zienswijze per fax kan worden opgestuurd, terwijl dit door een storing al maanden niet mogelijk is. Daarnaast volgt uit vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [7] dat de zienswijze tot en met 2 november 2023 tijdig zou zijn ingediend. Omdat verweerder achterstanden heeft met het verwerken van inkomende post is goed denkbaar dat de zienswijze op 2 november 2023 is binnengekomen, maar dat dit pas op 3 november 2023 zichtbaar is in het systeem. Verweerder heeft daarom onzorgvuldig gehandeld door op 3 november 2023 al een beschikking uit te brengen. Verweerder heeft daarnaast ten onrechte niet de onderliggende stukken gedeeld waaruit blijkt dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken, waardoor hij niet adequaat kon reageren op het voornemen. Daarnaast was verweerder ermee bekend dat zijn gemachtigde nog steeds werkzaamheden voor hem verrichtte. [8] Verweerder had daarom voorafgaand aan het voornemen contact moeten opnemen met zijn gemachtigde. Het buiten behandeling stellen van de aanvraag heeft bovendien onevenredige gevolgen voor eiser. Hij heeft al drie jaar moeten wachten op een beslissing en als hij opnieuw asiel moet aanvragen heeft verweerder weer vijftien maanden de tijd om op zijn aanvraag te beslissen. Het terugkeerbesluit is bovendien in strijd met het beginsel van non-refoulement omdat verweerder het gevaar bij terugkeer niet heeft beoordeeld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Zorgvuldigheid
5. De rechtbank stelt voorop dat deze rechtbank in de uitspraak van 12 november 2020 verweerder heeft opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Vanaf dat moment is de termijn van zes maanden waarbinnen verweerder een nieuw besluit moet nemen gaan lopen. Verweerder heeft ervoor gekozen de uitspraak van de Afdeling op zijn hoger beroep af te wachten en pas op 3 november 2023 een nieuw besluit genomen en daarmee dus meer dan twee jaar te laat gevolg gegeven aan de uitspraak van 12 november 2020. De rechtbank stelt verder vast dat de melding dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken dateert van 5 februari 2021, dus ook meer dan twee jaar geleden. Daarnaast heeft de gemachtigde van eiser er terecht op gewezen dat hij na de uitspraak van 12 november 2020 nog werkzaamheden heeft verricht voor eiser, waar verweerder van op de hoogte moet zijn geweest. [9] Hieruit blijkt dat eiser nog steeds belang hecht aan een inhoudelijke behandeling van zijn aanvraag. De rechtbank wijst erop dat het buiten behandeling stellen van een aanvraag een discretionaire bevoegdheid betreft, die met grote zorgvuldigheid en een evenwichtige afweging van belangen moet worden uitgeoefend. Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door een beslissing op de aanvraag van eiser zo lang aan te houden en deze vervolgens, ruim twee jaar na de registratie van het vertrek van eiser uit de opvangvoorziening en zonder voorafgaand aan het besluit contact te hebben gehad met zijn gemachtigde, buiten behandeling te stellen.
6. Het beroep is reeds hierom gegrond. Dat betekent dat de overige gronden geen bespreking meer behoeven.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit op de asielaanvraag te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Gelet op de omstandigheden in deze zaak ziet de rechtbank aanleiding verweerder daarvoor een termijn van 12 weken te stellen. Daarbij wijst de rechtbank erop dat verweerder in het bestreden besluit heeft vermeld dat eiser op 7 september 2023 asiel heeft aangevraagd, maar dat dit onjuist is, nu eiser op 4 augustus 2020 asiel heeft aangevraagd. Zoals de rechtbank in haar uitspraak van 12 november 2020 heeft geoordeeld, moest verweerder opnieuw op de asielaanvraag van 4 augustus 2020 beslissen.
8. Nu het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,-. [10]
9. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 draagt verweerder op binnen 12 weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.511,-.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet (Vw).
2.Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening.
3.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 november 2020, NL20.16373 (niet gepubliceerd).
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 7 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3412.
5.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
6.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3386.
8.De gemachtigde van eiser heeft verweerder immers in gebreke gesteld en een beroep niet tijdig beslissen ingediend bij de rechtbank, zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 december 2023, NL22.1908 (niet gepubliceerd).
9.Zie vorige noot.
10.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1.