RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,
geboren op [geboortedatum] 1984 ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van 17 februari 2022.
1.2.
Eiser heeft op 17 februari 2022 een aanvraag gedaan om een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen met het bestreden besluit van 13 april 2023 in de algemene asielprocedure als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiser heeft tegen het besluit beroep ingesteld.
1.3.
De zaak is met partijen behandeld op een zitting op 16 mei 2023. Hierbij waren aanwezig: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
Totstandkoming van het besluit
2. Eiser heeft aan het asielrelaas ten grondslag gelegd dat hij is gevlucht uit Nigeria in 2008 omdat hij problemen ondervond vanwege zijn geaardheid, vanwege problemen met de familie van zijn partner [naam 1] en vanwege problemen met een mensensmokkelaar.
Eiser is in februari 2022 naar Nederland gekomen.
2.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1.identiteit, nationaliteit en herkomst;
2.de seksuele gerichtheid;
3.represailles in het land van herkomst;
4.de problemen vanwege de seksuele gerichtheid;
5.problemen met een mensensmokkelaar.
Het bestreden besluit
3. De staatssecretaris vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Het tweede element, de seksuele gerichtheid, is ongeloofwaardig geacht. De staatssecretaris vindt dat eiser oppervlakkige en algemene verklaringen heeft afgelegd omtrent zijn gevoelens en persoonlijke beleving. De staatssecretaris vindt ook dat eiser summier, algemeen en oppervlakkig heeft verklaard over zijn liefdesrelatie met [naam 2] en [naam 1] . Tevens vindt de staatssecretaris niet in positieve zin bijdragen aan de geloofwaardigheid dat eiser zich niet heeft verdiept in de situatie van LHBTI in Nederland. De staatssecretaris werpt eiser tegen dat hij hierover weinig weet en summiere, oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd en ook hierover weinig inzicht in zijn gevoel heeft laten zien. De represailles in het land van herkomst, de problemen vanwege seksuele gerichtheid zijn ook ongeloofwaardig geacht. De problemen met een mensensmokkelaar zijn geloofwaardig geacht, maar kunnen niet leiden tot een vergunning, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser bij uitzetting naar Nigeria een reëel risico op ernstige schade loopt. Daartoe is overwogen dat het laatste contact met de mensensmokkelaar dateert van 2019 en eiser op geen enkele wijze niks meer van hem heeft vernomen.
Beoordeling rechtbank
4. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen. De rechtbank doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.1.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Algemene stelling
5. De rechtbank overweegt dat de algemene stelling van eiser in beroep dat de zienswijze als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, onvoldoende is om te kunnen aanmerken als een beroepsgrond waar de rechtbank over moet beslissen. De staatssecretaris is in het besluit gemotiveerd ingegaan op de zienswijze van eiser. De rechtbank zal daarom de stellingen in de zienswijze waarvan eiser in beroep niet concreet heeft aangegeven waarom de reactie van verweerder daarop volgens hem niet juist of niet toereikend is niet bespreken.
Referentiekader en doorvragen
6. Eiser is van mening dat de staatssecretaris bij de geloofwaardigheidsbeoordeling en vraagstelling onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Eiser kreeg duidelijkheid over zijn gevoelens voor mannen op 15-jarige leeftijd. De staatssecretaris heeft niet kenbaar gemaakt op welke manier rekening is gehouden met zijn leeftijd,
opvoeding en achtergrond. Eiser is afkomstig van een streng religieus omgeving en zijn ouders zijn overleden. Eiser heeft ook aangevoerd dat er onvoldoende is doorgevraagd omtrent zijn verklaringen over zijn gevoelens en heeft in dit verband gewezen op de Werkinstructie 2019//17, uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)1, een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht2, de samenwerkingsplicht zoals benoemd in de Werkinstructie 201/10.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het is vaste rechtspraak dat de staatssecretaris in zaken waar geaardheidskwesties spelen, door moet vragen op de antwoorden van de betrokken vreemdeling.3 Dit is van belang, omdat de mate waarin iemand zijn geaardheid in woorden kan vatten per persoon zal verschillen en niet iedere vreemdeling (zoals eiser stelt) gewend is om over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens te praten. Anders dan eiser stelt, is het de rechtbank niet gebleken dat door de staatssecretaris onvoldoende is doorgevraagd op de verklaringen van eiser. Na lezing van de gehoren stelt de rechtbank vast dat vragen meerdere malen op verschillende wijze zijn geformuleerd en dat er ook op is teruggekomen om eiser in de gelegenheid te stellen zijn asielmotief te onderbouwen. Zo heeft de staatssecretaris doorgevraagd over eisers gevoelens voor mannen4 en over zijn relaties5. Verder wordt op verschillende momenten gedurende het gehoor - bijvoorbeeld als het gaat om de relatie met [naam 2] - aangegeven dat de antwoorden die eiser geeft oppervlakkig zijn en wordt gevraagd meer uitleg te geven of met een specifiek voorbeeld te komen. De staatsecretaris heeft ook, anders dan eiser stelt, verder voldoende kenbaar in de besluitvorming en gehoor meegewogen dat eiser is opgegroeid bij zijn oma en oom, niet kan lezen en schrijven en is opgegroeid in een samenleving waar het praten over gevoelens minder gebruikelijk is dan in Nederland6. De staatssecretaris heeft hiermee gehandeld in overeenstemming met de werkinstructie 2019/17, de uitspraak van de Afdeling van 26 april 20237 en heeft voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser. De staatssecretaris heeft zich, gelet op die omstandigheden, op het standpunt mogen stellen dat er van eiser verwacht kon worden dat hij meer concrete en uitgebreidere verklaringen zou afleggen over zijn homoseksuele gerichtheid. Eiser heeft verder ook niet onderbouwd op welke manier er rekening gehouden had moeten worden met zijn referentiekader en op welke concrete punten de staatssecretaris daarin tekort is geschoten.
6.2.
De rechtbank overweegt bovendien dat uit vaste rechtspraak8 volgt dat een vreemdeling die een seksuele gerichtheid als asielmotief aanvoert zich op enig moment zal hebben gerealiseerd dat die gerichtheid in zijn omgeving of land van herkomst niet algemeen wordt geaccepteerd of zelfs strafbaar is gesteld. De vreemdeling moet daarom, ook al is hij niet gewend om te praten over zijn gevoelens, kunnen verklaren wat die van de norm afwijkende seksuele gerichtheid voor hem heeft betekend en welke invloed dit heeft gehad op de manier waarop hij daar uiting aan heeft gegeven. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser daarin niet is geslaagd en geen authentiek (individueel) verhaal heeft verteld. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
Gevoelens en persoonlijke beleving
7. De rechtbank is, anders dan eiser stelt, van oordeel dat de staatssecretaris eiser heeft mogen tegenwerpen dat hij oppervlakkig en algemene verklaringen heeft afgelegd over zijn gevoelens en persoonlijke beleving, ondanks dat er tijdens het gehoor meerdere malen op is doorgevraagd. Eisers verklaringen dat hij zich slecht voelde, afgewezen, zich schaamde, niet naar buiten kon gaan omdat hij als de duivel, het kwaad en als bezeten werd gezien, heeft de staatssecretaris onvoldoende mogen vinden, nu hiermee geen inzicht wordt gegeven omtrent de gevoelens en persoonlijke beleving. De enkele stelling dat eiser op dit punt niet duidelijk zou zijn wat er precies van hem werd verlangd, volgt de rechtbank niet, nu reeds hiervoor is geconstateerd dat er voldoende is doorgevraagd en vragen ook meerdere malen en op verschillende wijzen zijn gesteld om eiser in de gelegenheid te stellen concreter hierover te verklaren.
8. De staatssecretaris heeft zich verder, niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser summiere, algemene en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over [naam 2] en [naam 1] . De relatie met [naam 2] heeft drie jaar geduurd en met [naam 1] vijf jaar, met wie hij heeft samengewoond. Zo verklaart eiser over de beste karaktereigenschappen over [naam 1] dat hij alles was, alles wilde delen en een vrouwelijk lichaam had, altijd glimlachte zoals hijzelf ook doet. De staatssecretaris stelt terecht dat dit oppervlakkige verklaringen zijn en dat dit eiser mag worden tegengeworpen, met name nu deze relatie heel lang heeft geduurd en ze ook hebben samengewoond. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat van eiser dan verwacht mag worden dat hij hierover persoonlijker en concreter kan verklaren. De staatssecretaris stelt terecht dat eiser daarin niet is geslaagd en dat eiser daarom niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van homoseksuele liefdesrelaties. Anders dan eiser stelt, is ook op dit punt afdoende doorgevraagd door de staatssecretaris. Tijdens het nader gehoor is eiser zelfs tot twee keer toe erop gewezen dat zijn verklaringen oppervlakkig zijn 9.
9. De rechtbank overweegt verder dat de staatssecretaris bij zijn standpunt heeft mogen betrekken dat de omstandigheid dat eiser zich niet in de situatie van LHBTI in Nederland heeft verdiept niet in positieve zin bijdraagt aan de geloofwaardigheid van de gestelde seksuele geaardheid, met name nu eiser reeds vanaf februari 2022 in Nederland verblijft en omdat eiser hier vanwege zijn seksuele geaardheid asiel heeft aangevraagd. Eiser heeft tijdens het nader gehoor verklaard er niet zoveel vanaf te weten, dat hij hieromtrent geen onderzoek heeft verricht en dat hij wel naar de Gaypride is geweest10. Eiser is naar één bijeenkomst geweest omdat hij last had van maag-en rugklachten11 en omdat hij niet altijd een ticket kreeg om ernaartoe te gaan12. De staatssecretaris heeft dit bevreemdend mogen vinden, nu eiser stelt Nigeria te hebben verlaten vanwege zijn seksuele gerichtheid en stelt daardoor problemen te hebben ondervonden. De
ondersteuningsverklaring van 31 maart 2023 van LGBT Asylum Support waaruit volgt dat eiser contact heeft gehad met organisaties als Rainbow Refugees Den Haag en Choices en dat eiser in december 2022 een bijeenkomst heeft bijgewoond in Den Haag is ten voordele van eiser aangehaald, maar niet ten onrechte is overwogen dat eiser ook daarover summier en oppervlakkig heeft verklaard. Zo weet eiser niet te verklaren welke aangelegenheid er precies die dag was. Eiser heeft verder verklaard dat hij vrienden heeft ontmoet en zich comfortabel voelde, relaxed, wetende dat er anderen zijn zoals hijzelf. Als dan hierop wordt doorgevraagd, verklaart eiser dat hij soms aan het verleden denkt, maar zich nu blij en oké voelt13 De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn stelling dat eisers verklaringen niet overtuigend zijn en weinig inzicht verschaffen in zijn persoonlijke beleving op dit aspect en dat van eiser verwacht had mogen worden dat hij hierover meer kan vertellen, met name nu hijzelf heeft aangegeven naar die bijeenkomst te zijn geweest en daartoe ook voldoende in de gelegenheid is gesteld. De verwijzing naar eerdervermelde uitspraak van de Afdeling van 9 september 2021 en een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan eveneens niet slagen, nu geen sprake is van gelijke gevallen.
Conclusie en gevolgen
10. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte eisers gestelde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig heeft geacht. Dit heeft tevens tot gevolg dat de staatssecretaris de problemen door de seksuele geaardheid ook niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag kunnen afwijzen. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over het hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.