uitspraak
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.18951
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).
1. Eiser heeft de Syrische en Algerijnse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1994. Hij heeft op 4 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend (asielaanvraag).
1.1. De staatssecretaris heeft met zijn besluit van 26 juni 2023 (het bestreden besluit) de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Dit besluit geldt tevens als een terugkeerbesluit, eiser dient terug te keren naar Algerije.
1.2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. C.T.W. van Dijk als waarnemer voor de gemachtigde van eiser, B. Koro als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij medio 2012 Syrië heeft verlaten en naar Algerije is gegaan vanwege de algemene veiligheidssituatie in Syrië en omdat hij bang is dat hij in militaire dienst zou moeten. In Algerije kon eiser niet studeren en geen werk krijgen, daarom heeft hij ervoor gekozen om met zijn vader een fastfoodrestaurant te openen. Dat restaurant heeft vier of vijf maanden gedraaid. Eind 2013 is eiser vertrokken uit Algerije, omdat hij door medeburgers werd bedreigd, beledigd, mishandeld, maar ook werd bekogeld met stenen en werd bespuugd. Dit had te maken met het feit dat eiser de Syrische nationaliteit heeft en theïstisch agnost is. Dat is zijn medeburgers onder meer opgevallen doordat eisers restaurant open was tijdens het vrijdaggebed. Eiser is naar aanleiding van deze problemen vertrokken naar de Verenigde Arabische Emiraten en heeft daar van eind 2013 tot 2022 gewoond en gewerkt op basis van
een werkvergunning. Deze werkvergunning was in principe geldig tot 2023 of 2024, maar omdat eiser geen werk meer heeft in de Verenigde Arabische Emiraten, is de werkvergunning ingetrokken. Eiser heeft ervoor gekozen om niet terug te keren naar Algerije (of Syrië), maar is naar Europa vertrokken.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen in Algerije vanwege Syrische afkomst;
3. (Toegedichte) afvalligheid van de islam;
4. Problemen vanwege (toegedichte) afvalligheid van de islam.
4. De staatssecretaris heeft alle relevante elementen geloofwaardig geacht. Deze elementen leiden er echter volgens de staatssecretaris niet toe dat eiser als vluchteling moet worden aangemerkt in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat eiser bij terugkeer naar Algerije een reëel risico op ernstige schade zal lopen in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft tegen de overwegingen van de staatssecretaris in het bestreden besluit beroepsgronden ingediend. Deze beroepsgronden worden hierna besproken.
Beoordeling door de rechtbank
Agnosticisme in plaats van afvalligheid
6. Eiser stelt dat het relevant is voor de besluitvorming dat de staatssecretaris, anders dan in het voornemen, in het bestreden besluit heeft aangenomen dat eiser theïstisch agnost is in plaats van afvallig. De enkele stelling van de staatssecretaris dat dit de besluitvorming niet aantast is te kort door de bocht.
7. In werkinstructie 2022/3 ‘Bekering en afvalligheid’ staat dat het toetsingskader voor afvalligen ook geldt voor agnosten. Dat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris om eiser aan te merken als agnost in plaats van afvallig de besluitvorming in beginsel niet aantast. De staatssecretaris heeft dat in het bestreden besluit ook voldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen in verband met Syrische afkomst en agnosticisme en bescherming van de autoriteiten
8. Eiser stelt dat er sprake zal zijn van vervolging, dan wel een reëel risico op ernstige schade als in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bij terugkeer naar Algerije. Eiser voert daartoe aan dat uit het artikel van Human Rights Without Frontiers van 2020 volgt dat agnosticisme als officiële religie wordt gezien, maar dat dit eiser nog niet ontslaat van zijn problemen. Eiser meent dat zijn manier van leven in Algerije wordt aangemerkt als ‘insult’, ‘slander’ of ‘damaging to the Prophet’. Een niet relevante gedraging of uitspraak in Algerije van een agnost zoals eiser kan al snel worden bestempeld als iets wat de openbare orde of de islam schaadt. In het geval van eiser is dat bijvoorbeeld het openhouden van zijn restaurant tijdens
het vrijdaggebed. Sinds dat moment staan eiser en zijn familie anders bekend in Algerije. Dat eiser voordat hij een restaurant had geopend een half jaar probleemloos in Algerije heeft gewoond maakt dat niet anders. In Algerije is in de praktijk geen sprake van religieuze vrijheid.
Eiser verwijst, ter onderbouwing van zijn stelling dat hij geen bescherming kan krijgen van de Algerijnse autoriteiten, naar een artikel van de Immigration and Refugee Board of Canada (IRB) van 5 februari 2021: ‘Algeria: Situation of atheïsts and non-practising muslims’. Eiser verwijst verder naar een artikel van Syrians for Truth & Justice van 6 december 2022: ‘Algeria: Syrian Asylum Seekers deported to Desert Border of Niger’, waaruit volgens eiser blijkt hoe de Algerijnse bevolking tegenover personen met een Syrische nationaliteit staat. Met name gezien deze artikelen is het duidelijk dat op het moment dat eiser problemen ervaart in Algerije wegens zijn Syrische afkomst en/of het zijn van agnost, de Algerijnse autoriteiten hem niet zullen helpen. Deze personen worden verre van geaccepteerd. In de motivering van het bestreden besluit lijkt de staatssecretaris te zijn vergeten dat eiser ook problemen heeft ervaren wegens zijn Syrische afkomst. Dat is van belang bij de vraag of klagen bij de Algerijnse autoriteiten zinvol zal zijn. Toen eiser in Algerije woonde heeft hij zich gewend tot het politiebureau en heeft hij ook op straat politie aangesproken. Ondanks eisers herhaalde verzoek werd hij niet geholpen. Daarbij werpt de staatssecretaris ten onrechte tegen dat eiser zijn aanklacht uiteindelijk niet heeft voorgelegd aan een Algerijnse rechtbank. Eiser vreesde dat, gezien de houding van de politie, zijn problemen alleen maar erger zouden worden bij het voortzetten van zijn aanklacht. De Algerijnse autoriteiten, dus ook de politie, bestaan uit Algerijnse burgers, waarvan is vastgesteld dat deze een negatieve houding hebben ten aanzien van onder meer agnosten en personen van Syrische nationaliteit. Dat de National Human Rights Council (CNDH) in 47 procent van de gevallen of in 47 gevallen hulp heeft geboden bij discriminatie gerelateerde problemen is een te laag aantal om de conclusie te trekken dat klagen zinvol is. Eiser verwijst verder naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 23 juni 20231. In die uitspraak staat dat atheïsten in Algerije een risico lopen te worden aangevallen door radicale extremisten. In die uitspraak wordt ook verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 23 juni 20222.
9. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat eiser bij terugkeer mogelijk problemen zal krijgen met of zal worden gediscrimineerd door Algerijnse burgers door zijn Syrische nationaliteit en/of doordat hij agnost is. Dit wordt door de staatssecretaris namelijk niet in twijfel getrokken. Het geschil ziet met name op de vraag of eiser de bescherming kan inroepen van de Algerijnse autoriteiten.
10. In de Vreemdelingencirculaire (Vc) paragraaf C2/3.4 (Bescherming autoriteiten en beschermingsalternatief) staat, voor zover hier van belang, het volgende:
De IND onderzoekt eerst of bescherming in zijn algemeenheid mogelijk is. De IND maakt hierbij gebruik van algemene informatie uit objectieve bron over het land van herkomst.
Indien de IND heeft vastgesteld dat bescherming mogelijk is, is het vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat een verzoek om bescherming bij de autoriteiten in het land van herkomst in zijn individuele geval bij voorbaat zinloos of zelfs gevaarlijk moet worden geacht. Indien de vreemdeling dat laatste niet aannemelijk maakt, kan slechts het tevergeefs door hem inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat