ECLI:NL:RBDHA:2023:18940

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
NL23.18951
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Syrische en Algerijnse nationaliteitseiser met agnostische overtuigingen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak. Eiser, die zowel de Syrische als Algerijnse nationaliteit bezit, heeft op 4 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Hij heeft zijn aanvraag onderbouwd met de stelling dat hij in 2012 Syrië heeft verlaten vanwege de onveilige situatie en de vrees voor militaire dienst. Na een periode in Algerije, waar hij problemen ondervond vanwege zijn Syrische afkomst en agnosticisme, is hij naar de Verenigde Arabische Emiraten verhuisd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag afgewezen, stellende dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Algerije een reëel risico op ernstige schade loopt.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de Algerijnse autoriteiten hem geen bescherming kunnen bieden. De staatssecretaris heeft echter onvoldoende onderbouwd dat bescherming in Algerije in zijn algemeenheid mogelijk is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen en heeft het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.674,-.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.18951
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).
Inleiding
1. Eiser heeft de Syrische en Algerijnse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1994. Hij heeft op 4 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend (asielaanvraag).
1.1. De staatssecretaris heeft met zijn besluit van 26 juni 2023 (het bestreden besluit) de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Dit besluit geldt tevens als een terugkeerbesluit, eiser dient terug te keren naar Algerije.
1.2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. C.T.W. van Dijk als waarnemer voor de gemachtigde van eiser, B. Koro als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij medio 2012 Syrië heeft verlaten en naar Algerije is gegaan vanwege de algemene veiligheidssituatie in Syrië en omdat hij bang is dat hij in militaire dienst zou moeten. In Algerije kon eiser niet studeren en geen werk krijgen, daarom heeft hij ervoor gekozen om met zijn vader een fastfoodrestaurant te openen. Dat restaurant heeft vier of vijf maanden gedraaid. Eind 2013 is eiser vertrokken uit Algerije, omdat hij door medeburgers werd bedreigd, beledigd, mishandeld, maar ook werd bekogeld met stenen en werd bespuugd. Dit had te maken met het feit dat eiser de Syrische nationaliteit heeft en theïstisch agnost is. Dat is zijn medeburgers onder meer opgevallen doordat eisers restaurant open was tijdens het vrijdaggebed. Eiser is naar aanleiding van deze problemen vertrokken naar de Verenigde Arabische Emiraten en heeft daar van eind 2013 tot 2022 gewoond en gewerkt op basis van
een werkvergunning. Deze werkvergunning was in principe geldig tot 2023 of 2024, maar omdat eiser geen werk meer heeft in de Verenigde Arabische Emiraten, is de werkvergunning ingetrokken. Eiser heeft ervoor gekozen om niet terug te keren naar Algerije (of Syrië), maar is naar Europa vertrokken.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen in Algerije vanwege Syrische afkomst;
3. (Toegedichte) afvalligheid van de islam;
4. Problemen vanwege (toegedichte) afvalligheid van de islam.
4. De staatssecretaris heeft alle relevante elementen geloofwaardig geacht. Deze elementen leiden er echter volgens de staatssecretaris niet toe dat eiser als vluchteling moet worden aangemerkt in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat eiser bij terugkeer naar Algerije een reëel risico op ernstige schade zal lopen in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft tegen de overwegingen van de staatssecretaris in het bestreden besluit beroepsgronden ingediend. Deze beroepsgronden worden hierna besproken.
Beoordeling door de rechtbank
Agnosticisme in plaats van afvalligheid
6. Eiser stelt dat het relevant is voor de besluitvorming dat de staatssecretaris, anders dan in het voornemen, in het bestreden besluit heeft aangenomen dat eiser theïstisch agnost is in plaats van afvallig. De enkele stelling van de staatssecretaris dat dit de besluitvorming niet aantast is te kort door de bocht.
7. In werkinstructie 2022/3 ‘Bekering en afvalligheid’ staat dat het toetsingskader voor afvalligen ook geldt voor agnosten. Dat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris om eiser aan te merken als agnost in plaats van afvallig de besluitvorming in beginsel niet aantast. De staatssecretaris heeft dat in het bestreden besluit ook voldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen in verband met Syrische afkomst en agnosticisme en bescherming van de autoriteiten
8. Eiser stelt dat er sprake zal zijn van vervolging, dan wel een reëel risico op ernstige schade als in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bij terugkeer naar Algerije. Eiser voert daartoe aan dat uit het artikel van Human Rights Without Frontiers van 2020 volgt dat agnosticisme als officiële religie wordt gezien, maar dat dit eiser nog niet ontslaat van zijn problemen. Eiser meent dat zijn manier van leven in Algerije wordt aangemerkt als ‘insult’, ‘slander’ of ‘damaging to the Prophet’. Een niet relevante gedraging of uitspraak in Algerije van een agnost zoals eiser kan al snel worden bestempeld als iets wat de openbare orde of de islam schaadt. In het geval van eiser is dat bijvoorbeeld het openhouden van zijn restaurant tijdens
het vrijdaggebed. Sinds dat moment staan eiser en zijn familie anders bekend in Algerije. Dat eiser voordat hij een restaurant had geopend een half jaar probleemloos in Algerije heeft gewoond maakt dat niet anders. In Algerije is in de praktijk geen sprake van religieuze vrijheid.
Eiser verwijst, ter onderbouwing van zijn stelling dat hij geen bescherming kan krijgen van de Algerijnse autoriteiten, naar een artikel van de Immigration and Refugee Board of Canada (IRB) van 5 februari 2021: ‘Algeria: Situation of atheïsts and non-practising muslims’. Eiser verwijst verder naar een artikel van Syrians for Truth & Justice van 6 december 2022: ‘Algeria: Syrian Asylum Seekers deported to Desert Border of Niger’, waaruit volgens eiser blijkt hoe de Algerijnse bevolking tegenover personen met een Syrische nationaliteit staat. Met name gezien deze artikelen is het duidelijk dat op het moment dat eiser problemen ervaart in Algerije wegens zijn Syrische afkomst en/of het zijn van agnost, de Algerijnse autoriteiten hem niet zullen helpen. Deze personen worden verre van geaccepteerd. In de motivering van het bestreden besluit lijkt de staatssecretaris te zijn vergeten dat eiser ook problemen heeft ervaren wegens zijn Syrische afkomst. Dat is van belang bij de vraag of klagen bij de Algerijnse autoriteiten zinvol zal zijn. Toen eiser in Algerije woonde heeft hij zich gewend tot het politiebureau en heeft hij ook op straat politie aangesproken. Ondanks eisers herhaalde verzoek werd hij niet geholpen. Daarbij werpt de staatssecretaris ten onrechte tegen dat eiser zijn aanklacht uiteindelijk niet heeft voorgelegd aan een Algerijnse rechtbank. Eiser vreesde dat, gezien de houding van de politie, zijn problemen alleen maar erger zouden worden bij het voortzetten van zijn aanklacht. De Algerijnse autoriteiten, dus ook de politie, bestaan uit Algerijnse burgers, waarvan is vastgesteld dat deze een negatieve houding hebben ten aanzien van onder meer agnosten en personen van Syrische nationaliteit. Dat de National Human Rights Council (CNDH) in 47 procent van de gevallen of in 47 gevallen hulp heeft geboden bij discriminatie gerelateerde problemen is een te laag aantal om de conclusie te trekken dat klagen zinvol is. Eiser verwijst verder naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 23 juni 20231. In die uitspraak staat dat atheïsten in Algerije een risico lopen te worden aangevallen door radicale extremisten. In die uitspraak wordt ook verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 23 juni 20222.
9. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat eiser bij terugkeer mogelijk problemen zal krijgen met of zal worden gediscrimineerd door Algerijnse burgers door zijn Syrische nationaliteit en/of doordat hij agnost is. Dit wordt door de staatssecretaris namelijk niet in twijfel getrokken. Het geschil ziet met name op de vraag of eiser de bescherming kan inroepen van de Algerijnse autoriteiten.
10. In de Vreemdelingencirculaire (Vc) paragraaf C2/3.4 (Bescherming autoriteiten en beschermingsalternatief) staat, voor zover hier van belang, het volgende:
De IND onderzoekt eerst of bescherming in zijn algemeenheid mogelijk is. De IND maakt hierbij gebruik van algemene informatie uit objectieve bron over het land van herkomst.
Indien de IND heeft vastgesteld dat bescherming mogelijk is, is het vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat een verzoek om bescherming bij de autoriteiten in het land van herkomst in zijn individuele geval bij voorbaat zinloos of zelfs gevaarlijk moet worden geacht. Indien de vreemdeling dat laatste niet aannemelijk maakt, kan slechts het tevergeefs door hem inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat

1.NL21.18314.

aannemelijk is gemaakt dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden. De IND betrekt bij de beoordeling of de autoriteiten in het land van herkomst in staat of bereid zijn effectieve bescherming te bieden in ieder geval:
  • de individuele verklaringen van de vreemdeling, dat de vreemdeling geen bescherming wordt geboden;
  • de omstandigheid dat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat de vreemdeling tevergeefs de bescherming van de autoriteiten heeft ingeroepen; en
  • informatie over de algemene situatie in het land van herkomst aan de hand van ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties.
11. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat bescherming in Algerije in zijn algemeenheid mogelijk is. Hij wijst hiertoe op het volgende. In het rapport van de US Department of State (USDOS) van 20 maart 2023 staat onder meer:
‘The constitution declares Islam to be the state religion and prohibits state institutions from behaving in a manner that infringes Islamic morals. The law grants all individuals the right to practice their religion if they respect public order and regulations.’3Verder staat in dit rapport:
‘The law criminalizes discrimination and hate speech, and the constitution prohibits discrimination based on place of birth, race, sex, opinion, or any other personal condition or circumstance. The government generally enforced the law.’4Hieruit blijkt volgens de staatssecretaris dat in Algerije sprake is van vrijheid van religie en dat de Algerijnse autoriteiten optreden op het moment dat personen worden gediscrimineerd wegens hun nationaliteit en/of geloof. Verder wijst de staatssecretaris er onder verwijzing naar meergenoemd rapport van USDOS5 op dat bij mensenrechtenschendingen een klacht kan worden ingediend bij CNDH. In 2022 is 99% van de klachten onderzocht. Daarnaast vindt de staatssecretaris van belang dat eiser in 2013 met hulp van een advocaat een aangifte heeft voorbereid in verband met het feit dat hij werd mishandeld door medeburgers, maar dat eiser die aangifte uiteindelijk niet heeft ingediend, omdat hij vreesde voor nog meer problemen. Dat berust slechts op een vermoeden van eiser. Ook heeft eiser niet geklaagd bij de hogere autoriteiten nadat hij door de politie niet werd geholpen. Concluderend stelt de staatssecretaris dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat klagen bij voorbaat zinloos is.
12. Eiser heeft dit standpunt van de staatssecretaris gemotiveerd betwist. Eiser heeft verwezen naar informatie van de IRB van 5 februari 2021, waarin onder meer, voor zover hier van belang, het volgende wordt vermeld:
The Director of Research indicated that while the constitution, national law, and international conventions ratified by Algeria recognized and guarantee freedom of conscience and opinion, the (translation) “authoritarian and very conservative political and social order do not tolerate expressions of non-religiosity and even less of atheism. The same source stated that section 144, subsection 2 of Algeria’s Penal Code (translation) “is used to initiate legal proceedings and convict anyone suspected of heteropraxy, (religious) non-practice and religious non-belief”.
3 Zie executive summary van het rapport van de USDOS van 20 maart 2023: 2022 report on International Religious Freedom: Algeria.
4 Zie sectie 6 van het rapport van de USDOS van 20 maart 2023: 2022 report on International Religious Freedom: Algeria.
5 Zie sectie 5 van het rapport van de USDOS van 20 maart 2023: 2022 report on International Religious Freedom: Algeria.
Verder staat, onder de kop ‘Treatment of Atheists’, vermeld:
The Director of Research indicated that atheism and the non-practice of religion (translation) “are the object of almost universal social and political disapproval”. The same source stated that atheism and the non-practice of religion, when they are (translation) “visible” are “largely considered a direct attack on the political and social order and carry with them a disruptive and immoral transgression strongly condemned by Algerian authorities and society”. The Director of Research also noted that atheism and the non-practice of religion are interpreted in public opinion and by police and judicial authorities as “blasphemous” acts.
Onder de kop ‘Treatment by Authorities’ staat, voor zover hier van belang, vermeld:
The Director of Research stated that (translation) “the Algerian state, which is authoritarian in its regime and in its governance practices, has made religion a tool of social control and political regulation” and that the non-practice or atheism are
“interpreted as a (condemnable) expression of political and social change and a critique of the authoritarian political order”. The same source indicated that state institutions such as the police, gendarmerie, and justice system (translation) “overwhelmingly” regard the non- practice of religion and atheism as (translation) “manifestations of public disorder and as expressions of subversion the religious and social order”.
Verder wordt onder de kop ‘State Protection’, voor zover hier van belang, vermeld:
The Director of Research noted that there is no legislation that explicitly protects the rights and freedoms of atheists and individuals who do not practice a religion. The same source notes that constitutional provisions protect the fundamental liberties of citizens, but that (translation) “there is a disconnect between the constitutional laws and social and political practices that condemn freedom of conscience. This is condemned using the Penal Code”.Tot slot staat hier nog vermeld:
The CNDH does not have the authority to enforce its decisions but may refer matters to the relevant administrative or criminal court.
13. Voor zover het gaat om problemen die eiser kan ondervinden in Algerije in verband met zijn Syrische afkomst is de rechtbank met de staatssecretaris van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hiertegen geen bescherming kan krijgen van de Algerijnse autoriteiten. De informatie die eiser heeft overgelegd zoals genoemd in rechtsoverweging 12 biedt hiertoe geen steun. De verwijzing van eiser naar het artikel van Syrians for Truth & Justice van 6 december 2022 maakt dit oordeel niet anders. Dit artikel heeft betrekking op Syrische asielzoekers in Algerije. Eiser heeft de Algerijnse nationaliteit en is dus geen asielzoeker. Dat eiser bij terugkeer naar Algerije problemen kan ervaren met Algerijnse burgers in verband met zijn Syrische afkomst acht de staatssecretaris niet onaannemelijk. Met de staatssecretaris is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van zodanige problemen wegens eisers Syrische afkomst dat hij niet meer in Algerije kan leven. Eiser heeft eerder, tot aan de opening van zijn restaurant medio 2013, zonder problemen in Algerije verbleven. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij wegens zijn Syrische afkomst zodanig in Algerije werd gediscrimineerd, dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kon functioneren. Zo kon eiser een restaurant openen, had hij onderdak en had hij toegang tot medische zorg. In zoverre slaagt het beroep niet.
14. Voor zover het gaat om de vraag of eiser bescherming kan krijgen van de Algerijnse autoriteiten in verband met problemen als gevolg van zijn agnosticisme heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de door eiser aangedragen informatie van IRB zoals genoemd in rechtsoverweging 12, onvoldoende aannemelijk
gemaakt dat die bescherming in zijn algemeenheid mogelijk is. In reactie op de door eiser aangedragen informatie heeft de gemachtigde van de staatssecretaris op de zitting aangevoerd dat de informatie waarop de staatssecretaris zijn standpunt baseert en waaruit volgens de staatssecretaris blijkt dat de Algerijnse overheid de wet handhaaft als het gaat om de strafbaarstelling van discriminatie en haat zaaien van recentere datum is. Dat is op zichzelf juist, maar het tijdsverloop is niet zodanig lang dat aan de informatie van IRB van februari 2021 geen betekenis meer toekomt. Daar komt bij dat in het rapport van USDOS waar de staatssecretaris naar verwijst wel wordt vermeld dat de overheid de wet handhaaft als het gaat om discriminatie en haat zaaien, maar dat dit in het rapport niet verder wordt geconcretiseerd. Dat zoals de staatssecretaris heeft aangevoerd bij mensenrechtenschendingen een klacht kan worden ingediend bij CNDH is op zichzelf ook juist. Maar dat betekent nog niet dat eiser daarmee ook bescherming kan krijgen van de Algerijnse autoriteiten bij problemen in verband met zijn agnosticisme. Zoals IRB meldt kunnen beslissingen van CNDH niet worden afgedwongen. Tot slot brengt het feit dat eiser een aangifte niet heeft doorgezet nog niet mee, gelet op de door eiser aangedragen informatie zoals genoemd in rechtsoverweging 12, dat aannemelijk is dat eiser de bescherming kan inroepen van de Algerijnse autoriteiten en dat die bescherming ook effectief is. De beroepsgrond slaagt.
15. De verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 23 juni 20226 kan eiser niet baten. In deze uitspraak overweegt de Afdeling dat de staatssecretaris onderzoek moet doen naar de manier waarop de vreemdeling uiting wil geven aan zijn geloof bij terugkeer naar zijn land van herkomst. In het geval van eiser is tijdens het nader gehoor specifiek aan eiser gevraagd op welke manier eiser zijn geloof wil uiten bij terugkeer naar Algerije.7 Eiser heeft in het nader gehoor verklaard dat hij niet wil praten over zijn geloof 8 en terughoudend wil omgaan met zijn geloof, hij wil er niets mee doen. De staatssecretaris heeft daarom voldoende onderzoek gedaan naar de manier waarop eiser zijn geloof wil uiten bij terugkeer naar Algerije.
Conclusie en gevolgen
16. Gelet op wat in rechtsoverweging 14 is overwogen is het beroep gegrond. Wat verder nog is aangevoerd kan onbesproken blijven. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. De rechtbank zal de staatssecretaris opdragen, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuw besluit te nemen op de aanvraag. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
17. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

6.ECLI:NL:RVS:2022:1795.

7 Zie pagina 24 van het nader gehoor.
8 Zie pagina 17 van het nader gehoor.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 september 2023
Documentcode: [documentcode]
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.