In deze zaak heeft eiseres op 11 april 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiseres op 19 oktober 2022 en 18 september 2023. Eiseres heeft vervolgens op 6 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De termijn voor de staatssecretaris om te beslissen is verstreken, en de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De staatssecretaris wordt opgedragen om binnen acht weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De staatssecretaris wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50, en moet het griffierecht van € 184,- vergoeden.