In deze zaak heeft eiser op 22 december 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op deze aanvraag niet tijdig beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 1 september 2023. Eiser heeft vervolgens op 3 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door de staatssecretaris is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is kennelijk gegrond verklaard, en de rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De hoogte van de verbeurde dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, en de staatssecretaris is veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.