In deze zaak heeft eiser op 15 november 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet tijdig behandeld, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 11 juli 2023. Eiser heeft vervolgens op 29 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft in zijn verweerschrift betoogd dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat eiser geen gronden heeft ingediend, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat eiser tijdig de gronden heeft ingediend, waardoor het beroep ontvankelijk is. De rechtbank heeft overwogen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiser recht heeft op een beslissing binnen de gestelde termijnen. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak een beslissing moet nemen, met een mogelijkheid tot verlenging indien er nader onderzoek nodig is. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld en de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van deze kosten en het griffierecht.