ECLI:NL:RBDHA:2023:1878
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bestuursdwang en handhaving bij privaatrechtelijke voorwaarden in omgevingsrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoeken om handhaving met betrekking tot diverse bouwwerken op het perceel van derde-partij 1 beoordeeld. Eiser, eigenaar van een naastgelegen perceel, had het college van Burgemeester en Wethouders van Westland verzocht om handhavend op te treden tegen een bergruimte, een zeecontainer en een erfafscheiding. Het college heeft deze verzoeken afgewezen, omdat de bouwwerken vergunningsvrij zijn volgens het Besluit omgevingsrecht (Bor). Eiser voerde aan dat de gemeente de stedenbouwkundige randvoorwaarden in zijn besluitvorming had moeten betrekken, maar de rechtbank oordeelt dat het college alleen kan handhaven bij overtreding van publiekrechtelijke regels.
De rechtbank stelt vast dat de bouwwerken waarvoor eiser handhaving verzocht, passen binnen de vergunningsvrije bouwmogelijkheden en niet in strijd zijn met het bestemmingsplan. De rechtbank benadrukt dat het college alleen bestuursdwang kan toepassen als er sprake is van overtreding van publiekrechtelijke regels, zoals wetten en gemeentelijke verordeningen. Contractuele bepalingen zijn privaatrechtelijk en kunnen niet door middel van bestuursrechtelijke handhaving worden afgedwongen. De rechtbank concludeert dat er geen overtreding van publiekrechtelijke regels is en verklaart het beroep van eiser ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van de scheiding tussen privaat- en publiekrecht en de voorwaarden waaronder bestuursdwang kan worden toegepast. De rechtbank wijst erop dat zelfs als er mogelijk sprake is van strijd met privaatrechtelijke voorwaarden, dit niet leidt tot een bevoegdheid voor het college om handhavend op te treden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.