7.1. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn gestelde religie niet aannemelijk heeft gemaakt met de brief van de pastoor, gelet op de in de brief vermelde datum en de tegenstrijdige verklaringen daarover. Eiser heeft dit standpunt ook niet gemotiveerd bestreden, anders dan met het betoog dat dit aspect niet relevant zou zijn. In navolging van de staatssecretaris gaat de rechtbank niet mee in deze stelling, nu eiser immers deze brief zelf heeft ingebracht ter ondersteuning van zijn gestelde religie. De staatssecretaris heeft eiser ook mogen tegenwerpen het bevreemdend te vinden dat de pastoor het heeft over een permanent en actief lidmaatschap van de kerk terwijl eiser op het moment van schrijven reeds 12 jaar niet meer in die kerk geweest was. De enkele stelling van eiser dat de pastoor dan wel de broer van eiser wellicht bepaalde aspecten hebben aangedikt/overdreven volgt de rechtbank niet, nu dit speculatief is. De beroepsgrond kan niet slagen.
7.2. Verder heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over zijn gestelde religie bevreemdend zijn. Zo kan eiser niet verklaren waarom hij niet voor de tweede keer is gedoopt, terwijl leden van de [naam] kerk twee keer gedoopt worden. Ook noemt eiser op de vraag welke feestdagen worden gevierd, slechts drie christelijke feestdagen (kerst, pasen en oud en nieuw3), terwijl de kerk ook de andere feestdagen viert. Verder is terecht vastgesteld dat eiser weinig inzicht verschaft over de stroming waarvan hij stelt aanhanger te zijn. Zo kan eiser niet vertellen waarom de rol van Maria beperkter is dan binnen de katholieke kerk, terwijl hijzelf heeft verklaard dat dit het belangrijkste verschil is met de andere stromingen en zij zonder dit verschil geen christenen zouden zijn4. Eiser kan ook de grondlegger van de [naam] kerk niet noemen, hoe en wanneer de kerk in Pakistan terecht is gekomen en hoe zijn familie aanhanger is geworden. De staatssecretaris heeft van eiser mogen verwachten dat hij hierover meer kon verklaren, met name nu hij stelt vanaf geboorte christen te zijn en zijn familie ook al heel lang aanhangers zijn van deze kerk. De enkele stelling van eiser dat hij zich verrast voelde door de vragen tijdens het nader gehoor over zijn gestelde religie en dat hij dit niet had verwacht of zag aankomen, omdat hij zichzelf sinds geboorte als christen ziet en zich niet kon voorstellen dat dit in twijfel zou worden getrokken, kan niet tot een ander oordeel leiden. De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat reeds in het aanmeldgehoor allerlei vragen zijn gesteld aan eiser over zijn religie en dat hij er daarom rekening mee had kunnen houden dat in het nader gehoor hieromtrent meer vragen zouden komen, ook omdat zijn gestelde religie samenhangt met door eiser zelf gestelde problemen (bidden voor een moslim vriend en uitlenen bijbel), waardoor hij zich uiteindelijk genoodzaakt zag Pakistan te verlaten. Met andere woorden: dit is de kern van zijn asielrelaas. Het is aan eiser om dat relaas aannemelijk te maken.
7.3. Eisers betoog dat ten onrechte niet zou zijn ingegaan op het bezoeken van kerken in Nederland volgt de rechtbank ook niet, nu uit het besluit blijkt dat dat aspect voldoende kenbaar in de besluitvorming is betrokken en niet ten onrechte is overwogen dat juist vanwege het bezoeken van verschillende andere kerken in Daska, Islamabad en Nederland eiser geen overtuigende verklaringen heeft kunnen afleggen over de verschillen tussen stromingen.
7.4. De staatssecretaris heeft bij het voorgaande ook kunnen betrekken dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over welke kerken hij heeft bezocht. Enerzijds heeft hij verklaard dat hij in Pakistan slechts in twee kerken is geweest, te weten in [naam] en in [naam] anderzijds dat hij gedurende de zes jaar dat hij in Islamabad woonde ook naar de kerk ging. Eiser heeft ook voor deze tegenstrijdigheid geen duidelijke verklaring gegeven anders dan dat hij niet meer wist hoe de kerk heette die hij had bezocht.
7.5. Ter zitting heeft eiser gewezen op een kopie van een geboorteakte waarin zou zijn vermeld dat hij christen is. [Eiser heeft het document niet ingebracht nu desgevraagd door de staatssecretaris is opgemerkt dat het document, in deze fase van de procedure, te laat is aangehaald. Eisers stelling dat de staatssecretaris dit document had moeten opvragen omdat daaruit zou volgen dat eiser vanaf zijn geboorte christen is en dat element dan dus geloofwaardig zou moeten worden geacht en verdere vragen op dit punt niet relevant zouden zijn, volgt de rechtbank niet, reeds omdat het aan eiser is om zijn asielrelaas met verklaringen en/of documenten aannemelijk te maken. Eiser heeft, zoals de staatssecretaris terecht stelt, niet aannemelijk gemaakt dat en waarom het document niet eerder in de procedure ingebracht had kunnen worden. Daarnaast acht de rechtbank tevens van belang dat eiser ter zitting stelde dat het document dateert van 2 mei 2023, daterende van na het bestreden besluit, zodat de staatssecretaris dit niet bij de besluitvorming had kunnen betrekken.
7.6. Gezien het voorgaande heeft de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser het christen zijn, zijn gestelde religie, niet aannemelijk heeft gemaakt en dat dit relevante element daarom ongeloofwaardig wordt geacht.
Ten aanzien van relevante element 3: problemen vanwege bidden voor een vriend en uitlenen van een bijbel