ECLI:NL:RBDHA:2023:18769

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
10496495
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling legitieme portie en aansprakelijkheid erfgenaam in erfrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een erfrechtelijke procedure tussen [eiseres] en [gedaagde]. [eiseres] vorderde een betaling van € 15.293,66 van [gedaagde], die als erfgenaam van zijn moeder de nalatenschap beneficiair had aanvaard. [eiseres] stelde dat [gedaagde] tekortgeschoten was in zijn rol als vereffenaar van de nalatenschap, waardoor zij recht had op een uitkering uit zijn privévermogen. De kantonrechter oordeelde echter dat [gedaagde] niet ernstig verwijtbaar had gehandeld en dat de legitieme portie van [eiseres] vastgesteld moest worden op € 2.215,00. De procedure begon met een dagvaarding op 2 mei 2023, waarna de zaak op 13 oktober 2023 mondeling werd behandeld. De kantonrechter concludeerde dat [gedaagde] niet aansprakelijk was voor de legitieme portie uit zijn privévermogen, omdat hij de nalatenschap beneficiair had aanvaard en niet ernstig tekortgeschoten was in zijn verplichtingen. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiseres] grotendeels af en stelde de proceskosten ten laste van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
IB/c
Rolnr.: 10496495 / RL EXPL 23-7663
Datum vonnis: 5 december 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres] ,
woonplaats: [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. W.L.J. van Winden (Achmea Rechtsbijstand),
rolgemachtigde: Agin Pranger Assen,
tegen
[gedaagde] ,
woonplaats: [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
De kantonrechter noemt partijen hierna [eiseres] en [gedaagde] .

1.Samenvatting

1.1.
[eiseres] is van mening dat zij een vordering heeft op [gedaagde] persoonlijk omdat hij niet juist heeft gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder (haar stiefmoeder). De kantonrechter is dat niet met haar eens. Het verwijt dat [gedaagde] kan worden gemaakt is daarvoor niet ernstig genoeg. De kantonrechter stelt de hoogte van de legitieme portie van [eiseres] vast op € 2.215,00.

2.Hoe is het proces bij de rechter gegaan?

2.1.
De procedure is begonnen met de dagvaarding. Die is op 2 mei 2023 bij [gedaagde] bezorgd. [gedaagde] heeft schriftelijk op de dagvaarding gereageerd. De gemachtigde van [eiseres] heeft bij brief van 9 oktober 2023 nog een paar bijlagen opgestuurd.
2.2.
De kantonrechter heeft de zaak op 13 oktober 2023 mondeling behandeld. Bij deze mondelinge behandeling waren aanwezig: [eiseres] met haar gemachtigde en [gedaagde] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. Deze aantekeningen zitten in het dossier.

3.Waar gaat het in deze zaak om?

3.1.
De vader van [eiseres] is tot zijn overlijden in 2013 gehuwd geweest met de moeder van [gedaagde] . In zijn testament heeft hij [eiseres] en haar zuster onterfd en zijn echtgenote tot enig erfgenaam benoemd. [eiseres] heeft een beroep gedaan op haar legitieme portie, over de hoogte daarvan gecorrespondeerd met (de advocaat) van erflaatster en zelfs een procedure gevoerd om meer informatie te krijgen, maar tot een vaststelling van de hoogte van de legitieme portie is het toen niet gekomen.
3.2.
Inmiddels is de moeder van [gedaagde] ook overleden, op 13 mei 2022. De kantonrechter noemt haar hierna ‘erflaatster’. Door haar overlijden is de vordering van [eiseres] tot uitkering van haar legitieme portie opeisbaar geworden. [gedaagde] is de enige erfgenaam van erflaatster. Hij heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. Dat betekent dat hij de nalatenschap van erflaatster moet vereffenen; dat wil zeggen dat hij de bekende schuldeisers van de nalatenschap moet informeren en de schulden van de nalatenschap – voor zover mogelijk – moet betalen met wat er in de nalatenschap zit. Hij is in beginsel niet met zijn eigen vermogen aansprakelijk voor schulden van de nalatenschap.
3.3.
[eiseres] vordert in deze procedure veroordeling van [gedaagde] om haar € 15.293,66 te betalen, met rente daarover vanaf 2 mei 2023. Als de kantonrechter dat niet toewijst, wil zij dat de kantonrechter haar vordering op de nalatenschap van erflaatster vaststelt op € 15.293,66 en [gedaagde] beveelt om in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap de wettelijke regels van vereffening te volgen. [eiseres] wil ook dat de kantonrechter het vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaart [1] en dat [gedaagde] de kosten van de procedure betaalt.
3.4.
[eiseres] vindt dat [gedaagde] haar uit zijn privé vermogen het bedrag van haar legitieme portie moet betalen:
omdat hij in ernstige mate is tekortgeschoten in de uitvoering van zijn taak als vereffenaar door zich niet aan de wettelijke regels voor vereffening te houden. Hij heeft geen boedelbeschrijving opgemaakt, hij heeft de schuldeisers niet per brief opgeroepen om zich te melden, hij heeft niet – zo spoedig mogelijk – bij de kantonrechter gemeld dat de nalatenschap van zijn moeder negatief was en hij heeft na het overlijden van erflaatster betalingen aan schuldeisers gedaan.
omdat hij uit de nalatenschap van erflaatster € 306,11 aan zichzelf heeft uitgekeerd.
Volgens [eiseres] bedraagt de hoogte van haar legitieme portie in de nalatenschap van haar vader € 15.293,66.
3.5.
[gedaagde] vindt dat de vorderingen van [eiseres] moeten worden afgewezen. Hij betwist dat hij als vereffenaar in ernstige mate is tekortgeschoten en hij betwist dat de legitieme portie van [eiseres] € 15.293,66 bedraagt. Verder voert hij aan dat hij bemoeilijkt wordt in het voeren van verweer tegen de omvang van de legitieme portie doordat [eiseres] ervoor heeft gekozen deze nu pas te laten vaststellen, op een moment dat zijn moeder geen uitleg meer kan geven.

4.Wat vindt de kantonrechter?

4.1.
De kantonrechter vindt dat [gedaagde] de legitieme portie van [eiseres] niet uit zijn privé vermogen hoeft te betalen. [eiseres] heeft wel een vordering op de nalatenschap van erflaatster tot uitbetaling van haar legitieme portie. De kantonrechter stelt de hoogte van deze portie vast op € 2.215,00 . Hieronder legt de kantonrechter uit hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
4.2.
De vordering van [eiseres] tot betaling van haar legitieme portie in de nalatenschap van haar vader was eerst een vordering op de erfgenaam van haar vader (de moeder van [gedaagde] ). Na haar overlijden werd dit een vordering op de nalatenschap van de moeder van [gedaagde] . [eiseres] kan haar vordering dus verhalen op de nalatenschap van de moeder van [gedaagde] .
4.3.
[eiseres] spreekt echter [gedaagde] in privé aan. In de wet staat dat een erfgenaam die de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard niet verplicht is een schuld van de nalatenschap uit zijn eigen vermogen te betalen tenzij (voor zover in dit geval van belang):
hij in de vervulling van zijn verplichtingen als vereffenaar tekortschiet en hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt (artikel 4:184 lid 2 aanhef en onder d van het Burgerlijk Wetboek),
hij een uitkering uit de nalatenschap heeft ontvangen; dan kunnen de schuldeisers van de nalatenschap zich verhalen op het eigen vermogen van de erfgenaam tot de waarde van die uitkering (artikel 4:184 lid 3 BW).
De kantonrechter zal hieronder beoordelen of van een van deze twee situaties sprake is.
[gedaagde] is niet verwijtbaar ernstig tekortgeschoten in zijn taken
4.4.
Vast staat dat [gedaagde] niet alle verplichtingen die de wet aan een vereffenaar oplegt op tijd is nagekomen. Hij heeft de boedelbeschrijving te laat opgemaakt en ook niet op tijd aan de kantonrechter meegedeeld dat de nalatenschap van zijn moeder negatief was. Van een vereffenaar-erfgenaam kan echter niet verwacht worden dat hij op de hoogte is van alle verplichtingen die met de rol van vereffenaar gepaard gaan [2] . Daarom heeft de wetgever bepaald dat het moet gaan om verwijtbaar ernstig tekortschieten. Als het tekortschieten van de vereffenaar komt door een vergissing of onwetendheid, ontbreekt de verwijtbaarheid [3] .
4.5.
Uit wat [eiseres] gesteld heeft over het handelen en nalaten van [gedaagde] , kan de kantonrechter niet afleiden dat van verwijtbaarheid sprake is. Ook de betalingen die hij van de rekening van zijn overleden moeder heeft gedaan wijzen daar niet op. [gedaagde] heeft uitgelegd dat hij € 6.000,00 van deze rekening heeft gebruikt om de uitvaartkosten van € 7.034,00 (gedeeltelijk) te betalen. De rest van de uitvaartkosten heeft hij zelf betaald. Later kwamen er nog wat kleine bedragen op de rekening van zijn moeder binnen en die heeft hij naar zichzelf overgemaakt ter vergoeding van de door hem betaalde uitvaartkosten. Alles bij elkaar was het totaal aan liquide middelen na het overlijden van zijn moeder € 6.306,11 die volledig gebruikt zijn om alleen de uitvaart te betalen. Geen enkele andere schuldeiser of hijzelf heeft iets ontvangen, aldus [gedaagde] . De kantonrechter ziet in deze gang van zaken geen verwijtbaarheid. De kosten van lijkbezorging moeten immers op grond van de wet met voorrang worden betaald boven andere vorderingen (artikel 3:288 aanhef en onder b BW). Zelfs als [gedaagde] op dat moment op de hoogte was geweest van de vordering van [eiseres] , had hij er nog voor mogen kiezen om de uitvaartkosten eerst te betalen.
[gedaagde] heeft geen uitkering uit de nalatenschap ontvangen en dus niet in zijn eigen vermogen aansprakelijk
4.6.
Weliswaar heeft [gedaagde] € 306,11 naar zijn eigen rekening overgemaakt, maar dit is niet te beschouwen als een uitkering van de nalatenschap aan [gedaagde] omdat dit geld is aangewend voor de betaling van (een deel van) de kosten van de uitvaart. [eiseres] kan haar vordering op de nalatenschap dus niet op het vermogen van [gedaagde] verhalen (tot dit bedrag).
De legitieme portie van [eiseres] bedraagt € 2.215,00
4.7.
Toen de vader van [eiseres] overleed had hij twee kinderen ( [eiseres] en haar zus) en een echtgenote (erflaatster). Dat betekent dat hij drie personen achterliet die zijn erfgenamen zouden zijn als hij geen testament zou hebben gemaakt. Als [eiseres] niet was onterfd, zou zij recht gehad hebben op een derde deel van de nalatenschap. De legitieme portie van [eiseres] is de helft daarvan, dus een zesde deel. Dit deel moet worden berekend over de zogenaamde legitimaire massa (de waarde van de goederen van de nalatenschap vermeerderd met bepaalde giften en verminderd met bepaalde schulden, waaronder de uitvaartkosten).
4.8.
Erflaatster heeft na het overlijden van de vader van [eiseres] een boedelbeschrijving opgemaakt. In die boedelbeschrijving is de omvang van diens nalatenschap als volgt beschreven.
bezittingen
schulden
banksaldi
9.552,00
auto
21.000,00
horloge
6.000,00
boot
900,00
totaal
37.452,00
0,00
uitvaartkosten
24.161,99
Hieruit volgt dus een positief saldo van de nalatenschap van € 13.290,01.
4.9.
Volgens [eiseres] staat in de boedelbeschrijving bij de bezittingen ook nog een gouden ketting ter waarde van € 510,00. Dit is echter niet het geval. [eiseres] heeft verder niet uitgelegd hoe zij erbij komt dat die ketting deel uitmaakt van de nalatenschap van haar vader. Daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat die ketting daar geen deel van uitmaakt.
4.10.
Bij de berekening van de legitimaire massa worden giften die de erflater minder dan vijf jaar voor zijn erflater heeft gedaan, meegeteld (artikel 4:67 aanhef en onder e BW). Vast staat dat de vader van [eiseres] in maart 2012, dus minder dan vijf jaar voor zijn overlijden, € 63.000,00 heeft overgemaakt naar de bankrekening van zijn echtgenote. Tussen hem en zijn echtgenote bestond geen gemeenschap van goederen. Volgens [eiseres] ging het hier om een gift en moet dit bedrag dus worden opgeteld bij de legitimaire massa. [gedaagde] heeft betwist dat het om een gift ging. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat de overmakingen zien op een gift. In de door haar overgelegde bankafschriften staat bij de overmakingen ‘vlgs afspraak’ maar zij heeft niet uitgelegd wat voor afspraak dit dan was. Verder heeft [eiseres] ter onderbouwing van haar stelling verwezen naar een uitlating van erflaatster op een zitting in een procedure tussen haar en [eiseres] . Erflaatster zou daar gezegd hebben dat het geld was overgeboekt omdat zij samen met de vader van [eiseres] een wereldreis wilde maken, waarvan het door zijn ziekte niet meer is gekomen. [gedaagde] heeft betwist dat zijn moeder dit heeft gezegd en [eiseres] heeft dit niet verder onderbouwd, bijvoorbeeld door overlegging van een proces-verbaal van de zitting waarop dit gezegd zou zijn. Omdat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat het hier om een gift gaat, telt het bedrag niet mee.
4.11.
Hetzelfde geldt voor de stelling van [eiseres] dat een bedrag van € 2.800,00 moet worden meegeteld. Zij heeft gesteld dat het hier om een door erflaatster erkende schenking gaat, maar [gedaagde] heeft dit betwist en [eiseres] heeft op geen enkele wijze uitgelegd hoe en wanneer erflaatster deze schenking zou hebben erkend.
4.12.
In de wet staat dat de kosten van de uitvaart alleen dan een schuld van de nalatenschap zijn als de kosten daarvan in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene (artikel 4:7 lid 1 aanhef en onder b BW). [eiseres] stelt dat dat in dit geval niet zo is. Zij vindt het in de boedelbeschrijving opgenomen bedrag van € 24.161,99 buitensporig en niet in overeenstemming met de omstandigheden van haar vader. In dat kader wijst zij erop dat de kosten niet in verhouding staan tot de omvang van zijn vermogen bij zijn overlijden. Volgens haar mag de aftrek voor uitvaartkosten maximaal € 12.000,00 bedragen. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] voldoende heeft uitgelegd dat de kosten € 24.161,99 passend waren gelet op de omstandigheden van de vader van [eiseres] . Hij was huisarts geweest in Spanje en in Nederland. Het was daarom passend om veel mensen op de hoogte te stellen van zijn overlijden, onder andere door het plaatsen van advertenties in landelijke dagbladen. Hieraan zijn hoge kosten verbonden. Ook is het passend bij zijn status als gewezen huisarts dat hij een meer dan doorsnee uitvaart kreeg. Daarom zal de kantonrechter geen correctie toepassen op de uitvaartkosten. Deze maken gewoon deel uit van de kosten van de nalatenschap.ieraan
4.13.
Omdat er geen giften worden bijgeteld en er ook geen correctie op de uitvaartkosten plaatsvindt, stelt de kantonrechter de legitimaire massa vast op € 13.290,01. De legitieme portie van [eiseres] bedraagt een zesde daarvan, dus € 2.215,00.
[eiseres] heeft geen belang een bevel aan [gedaagde] dat hij in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap de wettelijke regels van vereffening moet volgen
4.14.
In de wet staat welke regels [gedaagde] als vereffenaar moe(s)t volgen. Het voegt niets aan de verplichtingen van [gedaagde] toe als de kantonrechter nog een bevel geeft dat hij dat moet doen. Daarom heeft [eiseres] geen belang bij het door haar gevorderde bevel. Dit zal dan ook worden afgewezen.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
4.15.
[eiseres] krijgt grotendeels ongelijk van de kantonrechter. Daarom moet zij de kosten van de procedure betalen.

5.De beslissing

5.1.
De kantonrechter stelt de legitieme portie van [eiseres] in de nalatenschap van haar vader vast op € 2.215,00;
5.2.
[eiseres] moet de kosten van deze procedure betalen. De kosten van [gedaagde] stelt de kantonrechter vast op € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten;
5.3.
[eiseres] heeft ook nog wat meer of wat anders gevorderd. Dat wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. I.D. Bellaart en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 december 2023.

Voetnoten

1.Als een vonnis uitvoerbaar bij voorraad is, mag het vonnis al uitgevoerd worden, ook als iemand nog naar een hogere rechter kan gaan.
2.Gerechtshof Den Haag 29-08-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2574
3.Dit heeft de wetgever uitgelegd in de Memorie van Antwoord bij de wet (Parlementaire Geschiedenis Boek 4, pag. 898-899)