ECLI:NL:RBDHA:2023:18703

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
NL23.16705
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag om uitstel van vertrek uit Nederland op medische gronden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek uit Nederland vanwege zijn medische situatie. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser met het besluit van 13 december 2022 afgewezen. Met het besluit van 12 mei 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 op een zitting behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat hij niet voldoende inkomen of vermogen heeft om het griffierecht te betalen. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek heeft mogen afwijzen. Eiser, geboren in 1977 en van Armeense nationaliteit, heeft eerder een asielaanvraag ingediend. In 2021 is bij hem een hersentumor met uitzaaiing vastgesteld. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op basis van het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA), waarin werd gesteld dat de noodzakelijke medische behandeling in Armenië beschikbaar is.

Eiser heeft betoogd dat er twijfels zijn over de juistheid van het BMA-advies en dat de staatssecretaris ten onrechte geen nader onderzoek heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de bewijslast correct heeft verdeeld en dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de medische behandeling in Armenië feitelijk niet toegankelijk is. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris de hoorplicht heeft geschonden door eiser niet te horen in de bezwaarfase. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij eiser gehoord moet worden.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.16705
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. S. Aboulouafa).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitstel van vertrek uit Nederland vanwege zijn medische situatie.
1.1.
De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser met het besluit van 13 december 2022 afgewezen. Met het besluit van 12 mei 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2023 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, S. Andresian als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

Vrijstelling griffierecht
2. Eiser heeft gesteld dat hij niet genoeg geld heeft om het griffierecht te betalen en daarom heeft hij gevraagd om een vrijstelling daarvan. De rechtbank beslist dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet voldoende inkomen of vermogen heeft om het griffierecht te betalen. Daarom hoeft eiser geen griffierecht te betalen.
Inhoudelijke beoordeling
3. De rechtbank beoordeelt de vraag of de staatssecretaris de aanvraag van eiser om uitstel van vertrek heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Inleiding
6. Eiser is geboren op [1977] en heeft de Armeense nationaliteit. Hij heeft eerder een asielaanvraag ingediend, gelijktijdig met zijn ouders en zijn zus. De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiser op 25 mei 2012 afgewezen en eiser opgedragen om terug te keren naar Armenië. In 2021 is bij eiser een hersentumor met uitzaaiing vastgesteld. Eiser is daarvoor behandeld. Eiser staat onder controle bij een neurochirurg, ontvangt fysiotherapie en gebruikt medicatie. Eiser heeft een aanvraag ingediend om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.
Het bestreden besluit
7. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen om de volgende redenen. Eiser kan onder voorwaarden reizen. Verder zal bij het uitblijven van een medische behandeling bij eiser wel een medische noodsituatie op korte termijn ontstaan, maar de noodzakelijke medische behandeling is in Armenië beschikbaar. De staatssecretaris heeft zich hierbij gebaseerd op het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 14 juli 2022 en het aanvullende advies van 15 augustus 2022. Volgens de staatssecretaris heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de medische behandeling in Armenië voor hem feitelijk niet toegankelijk is. Het eerder aan eiser opgelegde terugkeerbesluit wordt gehandhaafd.
De beroepsgronden van eiser en het oordeel van de rechtbank daarover
Over de BMA-adviezen
8. Eiser voert aan dat er een concreet aanknopingspunt bestaat voor twijfel aan de juistheid van het BMA-advies van 14 juli 2022 en stelt dat de staatssecretaris hiernaar ten onrechte geen nader onderzoek heeft gedaan. In de bijlagen bij dit advies worden namelijk drie casussen vermeld, maar in geen van die casussen was sprake van een hersentumor. Uit het advies blijkt dus niet dat de mogelijkheid van behandeling van een hersentumor door een neurochirurg aanwezig is in Armenië. Op de zitting heeft eiser verder nog aangevoerd dat uit de door hem overgelegde medische informatie van de neurochirurg van 14 juni 2022 blijkt dat mantelzorg voor eiser (bij recidief) noodzakelijk is en dat dit ten onrechte niet is meegewogen in de BMA-adviezen.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat wat eiser heeft aangevoerd geen concreet aanknopingspunt is voor twijfel aan de juistheid van de BMA-adviezen. Uit het BMA- advies van 14 juli 2022 blijkt dat de aanwezigheid van behandeling door een neurochirurg gebaseerd is op het brondocument [brondocument] . De overige twee genoemde brondocumenten zien op de aanwezigheid van behandeling door een fysiotherapeut en de aanwezigheid van een urine katheter. De staatssecretaris heeft terecht het standpunt ingenomen dat de enkele omstandigheid dat het brondocument [brondocument] is opgesteld in een andere casus, niet maakt dat dit document niet aan het BMA-advies voor eiser ten grondslag mag worden gelegd. Uit het protocol van het BMA blijkt namelijk dat een informatiebron die is gebuikt in een individueel adviesdossier ook mag worden gebruikt voor een ander individueel adviesdossier, als de informatie naar het oordeel van de medisch adviseur voldoende actueel en bruikbaar is. Dat betekent dat bronnen met andere klachtenbeschrijvingen, leeftijden en geslacht dan de vreemdeling in kwestie, gebruikt kunnen worden in een medisch advies ten aanzien van deze vreemdeling.1 Uit het
brondocument [brondocument] blijkt dat behandeling door een neurochirurg in zijn algemeenheid - dus los van een individuele casuspositie - aanwezig is in Armenië. De rechtbank ziet geen concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan het oordeel van de medisch adviseur dat de informatie in het betreffende brondocument bruikbaar is voor eiser. Verder geldt dat, anders dan eiser stelt, de informatie van de neurochirurg van 14 juni 2022 is meegewogen in het BMA-advies van 14 juli 2022. In het BMA-advies is hierover gesteld dat uit de informatie blijkt dat eiser in verband met de spierzwakte van zijn benen hulp heeft van familie. Voor zelfzorg is eiser niet van de hulp afhankelijk. De beroepsgrond slaagt niet.
Over de feitelijke toegankelijkheid van de behandeling in Armenië
9. Eiser voert aan dat de staatssecretaris de bewijslast over (het ontbreken van) de feitelijke toegankelijkheid van de behandeling ten onrechte bij hem heeft neergelegd. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 22 november 2022 (X tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Cannabis))1 volgt dat het aan de staatssecretaris is om elke gerede twijfel weg te nemen over het risico dat terugkeer zal leiden tot een snelle, aanzienlijke en onomkeerbare verergering van de ziekte. De staatssecretaris moet alle relevante feiten en omstandigheden zoals die uit het dossier blijken betrekken bij de vraag of eiser bij terugkeer naar Armenië zorg zal ontvangen.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in het bestreden besluit van de juiste bewijslastverdeling is uitgegaan. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) - ook van na het Cannabisarrest van 22 november 2022 - is het aan de vreemdeling zelf om aannemelijk te maken dat hij op grond van zijn slechte gezondheid een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt en dat, als deze beschikbaar is, de medische zorg in zijn geval niet feitelijk toegankelijk is. Dit hoeft geen ‘clear proof’ te zijn. Dit betekent dat het aan de vreemdeling is om aannemelijk te maken wat de kosten van de behandeling zijn in het land van herkomst of land van terugkeer. Vervolgens is het aan de vreemdeling, als hij stelt dat de behandeling om financiële of andere redenen voor hem feitelijk niet toegankelijk is, om dat aannemelijk te maken. Als de vreemdeling aan deze bewijsmaatstaf heeft voldaan, dan is het aan de staatssecretaris om de twijfel over een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM weg te nemen.2 De beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiser voert vervolgens aan dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat de medische behandeling voor hem in Armenië feitelijk niet toegankelijk is. Eiser heeft gedetailleerde informatie ingediend over de mogelijke kosten van de behandeling en over het systeem van de ziektekostenverzekering en gezondheidszorg in Armenië. Ook heeft eiser een verklaring ingediend waaruit blijkt dat hij niet beschikt over financiële middelen.
10.1.
De rechtbank overweegt dat eiser algemene informatie heeft ingediend over de kosten van behandeling door een neurochirurg in Armenië. Uit het BMA-advies blijkt dat behandeling door een neurochirurg voor eiser bestaat uit een controle eens per 3-4 maanden. Eiser heeft in de brief van 12 september 2022 verwezen naar een prijslijst van het
Dr. Berezin Medical Institute in Yerevan waaruit onder meer blijkt dat een neurologisch consult 10.000 AMD en een opvolgend neurologisch consult 7.000 AMD kost. De
1. ECLI:EU:C:2022:913.
2 Uitspraak van de ABRvS van 26 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2046, r.o. 4.1.
rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in het primaire besluit - ongewijzigd in het bestreden besluit - ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat de stukken in zijn algemeenheid informatie geven over de mogelijke kosten van de behandeling, maar dat die informatie niet toeziet op eiser zelf. De prijslijst bevat concrete informatie over de kosten van de behandeling in Armenië, aan de hand waarvan de staatssecretaris kan beoordelen of de behandeling voor eiser om financiële of andere redenen feitelijk niet toegankelijk is.
Eiser heeft dan ook voldaan aan het eerste deel van de in rechtsoverweging 8.1 weergegeven bewijslast. Eiser heeft de kosten van de behandeling in Armenië aannemelijk gemaakt. In zoverre slaagt het beroep van eiser.
10.2.
De rechtbank komt niet toe aan verdere bespreking van de gronden van eiser over de feitelijke ontoegankelijkheid van de behandeling voor eiser , gelet op het hieronder volgende oordeel van de rechtbank over de beroepsgrond van eiser over het horen in bezwaar.3
Over het horen in bezwaar
11. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte heeft afgezien van het horen in de bezwaarfase.
11.1.
De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt geldt dat de staatssecretaris een vreemdeling hoort in bezwaar en dat dit uitgangspunt te meer geldt in zaken waarin de beslissing sterk afhankelijk is van de omstandigheden van het geval en waarbij een individuele belangenafweging moet worden gemaakt. De staatssecretaris moet terughoudend omgaan met uitzonderingen op de hoorplicht. Nu eiser aannemelijk heeft gemaakt wat de kosten van de behandeling in Armenië zijn en gezien de overige informatie die eiser in de procedure heeft ingebracht, met name over de (on)mogelijkheid voor eiser om een ziektekostenverzekering af te sluiten en het gestelde ontbreken van inkomen of vermogen van eiser, heeft de staatssecretaris redelijkerwijs niet tot het oordeel kunnen komen dat het bezwaar ongegrond was zonder eiser in de gelegenheid te stellen om gehoord te worden over zijn aanvraag.
11.2.
Daarnaast heeft de staatssecretaris het eerder aan eiser opgelegde terugkeerbesluit gehandhaafd, zonder te toetsen of handhaving in strijd is met eisers recht op familie- en privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Tussen partijen is niet in geschil dat deze beoordeling wel had moeten plaatsvinden. Anders dan de staatssecretaris in zijn verweerschrift heeft betoogd, blijkt uit de dossierstukken voldoende dat eiser zich beroept op familieleven met zijn ouders en zijn zus en op zijn privéleven. Eiser heeft weliswaar in de dossierstukken niet toegelicht waaruit zijn familie- en privéleven (verder) bestaat, maar een terugkeerbesluit is een belastend besluit. Het had daarom op de weg van de staatssecretaris gelegen om middels een hoorzitting te onderzoeken of handhaving van het terugkeerbesluit in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De hoorplicht is geschonden. De beroepsgrond slaagt.
3 Vergelijk de uitspraak van de ABRvS van 23 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:744.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, zelf een beslissing over de aanvraag te nemen of de staatssecretaris op te dragen het gebrek te herstellen (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat de staatssecretaris eiser moet horen en het onzeker is wanneer de hoorprocedure kan worden afgerond.
12.1.
De staatssecretaris moet een nieuw besluit op het bezwaar nemen en eiser voorafgaand aan dat besluit horen. De staatssecretaris moet aan de hand van de informatie die hij tijdens de hoorzitting vergaart beoordelen of eiser aan het tweede deel van zijn bewijslast heeft voldaan, te weten of hij voldoende inzicht geeft in zijn financiële situatie en aannemelijk maakt dat de benodigde behandeling voor hem in Armenië feitelijk niet toegankelijk is. Als de staatssecretaris het eerder aan eiser opgelegde terugkeerbesluit wil handhaven, moet de staatssecretaris aan de hand van de informatie die hij tijdens de hoorzitting vergaart beoordelen of handhaving van het terugkeerbesluit al dan niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank geeft de staatssecretaris acht weken voor het nemen van een nieuw besluit.
12.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 12 mei 2023;
  • draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.