In deze zaak heeft eiser op 5 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 15 augustus 2023. Eiser heeft vervolgens op 30 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft op 14 november 2023 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door de staatssecretaris is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is gegrond verklaard, en de rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen binnen acht weken na bekendmaking van de uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend te maken, met de mogelijkheid van nader onderzoek. Tevens is een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.