Op 21 maart 2022 heeft eiseres, van Colombiaanse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft de staatssecretaris op 22 mei 2023 in gebreke gesteld en op 23 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De wettelijke beslistermijn van zes maanden is verstreken, en er zijn meer dan twee weken verstreken sinds de ingebrekestelling. Het beroep is kennelijk gegrond. De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op aan de staatssecretaris, die € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen vier weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moet bekendmaken. Tevens veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.