ECLI:NL:RBDHA:2023:18639
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin aan eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens moet worden aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft de zaak op 28 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris eiser niet tijdig heeft gehoord, wat in strijd is met artikel 94, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank stelt vast dat eiser niet in het detentiecentrum Rotterdam aanwezig was, maar in het detentiecentrum Schiphol. Dit leidde tot een schending van de wettelijke termijn voor het horen van eiser, waardoor de maatregel van bewaring onrechtmatig is. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris verantwoordelijk is voor deze situatie, aangezien de verkeerde registratie in de Strafrechtketendatabank (SKDB) de oorzaak was van de afwezigheid van eiser.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en beveelt de onmiddellijke opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van 30 november 2023. Tevens kent de rechtbank eiser een schadevergoeding toe van € 100,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en een proceskostenvergoeding van € 1.674,- die door de staatssecretaris moet worden betaald. De uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, en is openbaar gemaakt op 30 november 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.