Uitspraak
Bestuursrecht
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 30 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER beoordeeld. Eiser, van Turkse nationaliteit, had op 15 juli 2021 een herhaalde aanvraag ingediend, nadat eerdere aanvragen in 2015, 2016 en 2019 waren afgewezen op basis van het vermoeden van een schijnhuwelijk met zijn referente. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Eiser voerde aan dat hij nieuwe bewijsstukken had overgelegd die zouden aantonen dat er geen sprake meer was van een schijnhuwelijk, maar de rechtbank oordeelde dat deze stukken niet als nieuw gebleken feiten konden worden aangemerkt.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de overgelegde documenten, zoals foto’s en bankafschriften, niet voldoende bewijs leveren voor een oprechte relatie. De rechtbank benadrukt dat de bewijslast bij eiser ligt en dat hij niet heeft aangetoond dat er nieuwe feiten zijn die de eerdere afwijzingen kunnen weerleggen. Bovendien werd het beroep op een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verworpen, omdat deze uitspraak niet relevant was voor de beoordeling van de herhaalde aanvraag.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen vier weken na de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.