ECLI:NL:RBDHA:2023:18623
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het rechtmatig verblijf van een Bulgaarse Unieburger op basis van artikel 8.12 Vreemdelingenbesluit 2000
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een Bulgaarse eiseres, die als Unieburger wordt aangemerkt. De eiseres had een bijstandsuitkering aangevraagd en ontvangen, maar de staatssecretaris concludeerde dat zij geen rechtmatig verblijf had op grond van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in redelijkheid kon vaststellen dat de eiseres niet voldeed aan de vereisten voor rechtmatig verblijf, omdat zij niet over voldoende middelen van bestaan beschikte en niet had aangetoond dat zij economisch niet-actief was. De rechtbank wees erop dat de eiseres geen bewijs had geleverd van haar verblijf in Nederland voor 16 september 2020, en dat haar bijstandsuitkering niet voldeed aan de voorwaarden voor duurzaam verblijfsrecht. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiseres ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris terecht had afgezien van een hoorzitting, aangezien de eiseres niet had gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor Unieburgers om aan de voorwaarden voor rechtmatig verblijf te voldoen, met name in situaties waarin zij afhankelijk zijn van sociale bijstand.